Voorbij de kilos: Voedingswaarde per hectare
Dit artikel komt uit de vierde editie van VORK 2018. Wilt u Vork niet missen? Word dan vandaag nog abonnee, vraag een gratis proefnummer aan en meld u aan voor de tweewekelijkse Vork-nieuwsbrief. Student? Vraag dan het speciale studentenabonnement aan.
Het is eigenlijk wel een beetje raar, zegt Henri de Ruiter. Van elk verpakt levensmiddel weet je tot op de microgram nauwkeurig wat er in zit aan koolhydraten, eiwitten vetten, mineralen, vitaminen en additieven, maar de voedingswaarde van landbouwgewassen kennen we niet of nauwelijks. Tijdens zijn promotie-onderzoek aan de universiteit van Aberdeen heeft De Ruiter samen met anderen geprobeerd om die gegevens beter op elkaar af te stemmen. Niet op wereldschaal, maar op nationale schaal; in dit geval de schaal van Groot-Brittannië. Daarbij ging het met name om de voedingswaarde per hectare.
De Ruiter keek naar 23 nutriënten, variërend van macronutriënten zoals koolhydraten, eiwitten en vetten tot micronutriënten waaronder diverse B-vitamines en mineralen zoals koper, ijzer, zink en magnesium. Door gegevens uit landbouwstatistieken te combineren met gegevens over de samenstelling van voedingsmiddelen kon hij vaststellen welke (groepen van) gewassen en dierlijke producten de Britse bevolking de meeste voedingswaarde per hectare opleveren.
Minder graan, meer aardappelen
Uit zijn analyse blijkt dat de Britten ruim voorzien worden van deze nutriënten; alleen de efficiency waarmee dat gebeurt varieert nogal. Bol- en knolgewassen, zoals aardappelen en winterpeen, en groenten leveren de meeste voedingswaarde in de zin dat je daarmee 43 respectievelijk 42 mensen per hectare kunt voeden. Met granen kun je 21 mensen per hectare voeden, terwijl vlees en vleesproducten het laagst scoren met 4 mensen per hectare. Granen gebruiken voor veevoer is natuurlijk het minst efficiënt.
De Ruiter: Uit oogpunt van efficiënt landgebruik zouden de Britten dus minder graan moeten telen en meer bol- en knolgewassen en groenten en fruit voor een gebalanceerd menu. Maar ik moet er meteen bij zeggen dat dat een erg grove benadering is. Je eet niet wat je teelt, maar je eet altijd een combinatie van producten.
Veel vitaminen en mineralen bijvoorbeeld worden beter opgenomen in combinatie, zoals ijzer met vitamine C. Bovendien heb je vlees nodig voor vitamine B12 en wordt ijzer uit vlees sneller opgenomen dan ijzer uit planten. Daarbij komt dat veel agrarische producten bewerkt zijn. Granen bijvoorbeeld leveren af boerderij waarschijnlijk wel voldoende vezels, maar als je er witbrood van maakt, gooi je een hoop micronutriënten weg.
Ondanks die tekortkomingen is het volgens De Ruiter zinvol om niet alleen naar kilos of calorieën per hectare te kijken, maar ook rekening te houden met de voedingswaarde in relatie tot landgebruik. Niet zozeer op bedrijfsniveau, maar wel als richtsnoer voor een meer duurzaam landbouwbeleid. De Ruiter: Groot-Brittannië importeert veel verse groenten en fruit uit de andere lidstaten van de Europese Unie. Als die import sterk terugloopt door de Brexit, zou het verstandig zijn als de Britse overheid een forse impuls geeft aan de teelt van groenten en fruit in eigen land om te kunnen blijven voorzien in de behoefte aan micronutriënten.
Mais voedzamer dan rijst
In veel regios is niet alleen de beschikbaarheid van landbouwgrond, maar ook water een beperkende factor. Onlangs publiceerde de onderzoeksgroep van Ruth DeFries van het fameuze Earth Institute van de Amerikaanse Columbia Universiteit een analyse van de voedingswaarde in relatie tot watergebruik in India. Het blijkt dat de sterke toename van de rijstproductie, zowel in areaal als in opbrengst, heeft geleid tot een enorme toename van het waterverbruik voor irrigatie. Dat terwijl de opbrengst aan belangrijke nutriënten, zoals ijzer en zink, gemeten in gram per liter water, bij rijst het laagst is van alle graangewassen.
Als je de teelt van rijst voor een deel zou vervangen door de teelt van andere granen, zoals mais, gierst en sorghum, heb je een derde minder irrigatiewater nodig terwijl de beschikbare hoeveelheden ijzer en zink toenemen met respectievelijk 27 en 13 procent. De beschikbare energie, gemeten in calorieën, blijft nagenoeg gelijk terwijl de hoeveelheid eiwit iets toeneemt.
Daarmee is niet gezegd dat de Indiase overheid op stel en sprong de teelt van rijst moet vervangen door die van mais en gierst. Wel maakt deze studie duidelijk dat je verder moet kijken dan kilos of zelfs calorieën per hectare als je de efficiency van de voedselproductie wil verbeteren en de milieueffecten wil minimaliseren.
Buikje rond
Dat klemt eens te meer als we kijken naar de voedselproductie op wereldschaal. Onderzoekers van de Universiteit van Guelph in Canada hebben onlangs een poging gedaan om de wereldwijde productie van de landbouw te vergelijken met de aanbevelingen voor een gezond eetpatroon. Daarbij zijn ze uitgegaan van de Harvard Healthy Eating Plate (HHEP). De HHEP is vergelijkbaar met de Schijf van Vijf en bestaat uit een bord (plate) dat voor de helft gevuld is met groenten en fruit, voor een kwart met volkorengranen en voor een kwart met eiwitten afkomstig van vis, (kippen)vlees, bonen en noten.
De porties die een gemiddeld persoon volgens de HHEP-adviezen zou moeten eten om gezond te blijven, zijn vergeleken met de porties die door de landbouw worden geproduceerd. Daar zit natuurlijk een moeras aan aannames achter, maar het geeft wel een indicatie. Wat energie betreft produceert de landbouw meer dan 2.750 kilocalorie per persoon per dag; ruimschoots voldoende om je buik rond te eten. Dat is overigens exclusief de verspilling van voedsel door de consument, circa een vijfde. Breng je die hoeveelheid in rekening dan is de beschikbaarheid circa 2.200 kilocalorie per persoon; nog steeds ruim voldoende.
Te weinig groenten en fruit
Kijken we naar de voedingswaarde, dan ontstaat een ander beeld. In dat geval krijgt iedere wereldburger maar een derde van wat hij nodig heeft aan groenten en fruit en twee derde van zijn eiwitbehoefte. Daar staat een overschot aan granen, oliën en vetten tegenover, plus nog eens vier porties suiker die geen voedingswaarde hebben.
Met de nodige slagen om de arm kun je dus vaststellen dat op wereldniveau het aanbod van agrarische producten niet aansluit bij wat experts zien als een gezond eetpatroon. Dat is niet zo verwonderlijk, omdat in het streven naar voedselzekerheid de nadruk altijd heeft gelegen op beschikbaarheid van en toegang tot voldoende calorieën. De voedingswaarde - de nutritionele kwaliteit - is wel belangrijk, maar die zie je niet terug in het landbouwbeleid.
Landbouwareaal te klein
De Canadese onderzoekers hebben ook naar de toekomst gekeken als er veel meer voedsel geproduceerd moet worden voor een groter aantal mensen die gemiddeld ook meer te besteden hebben. Het liefst zouden we zien dat het landbouwareaal gelijk blijft, of zelfs nog wat krimpt om de natuur een beetje intact te laten. Kunnen we die bijna 10 miljard mensen in 2050 nog een gezond bord eten voorzetten volgens de richtlijnen van Harvard, vroegen ze zich af.
Het goede nieuws is dat het areaal akkerbouw netto vermindert met 39 miljoen (-4 procent) hectare. Er zijn veel minder hectares nodig voor de productie van graan, olie en suiker dan er meer hectares nodig zijn voor de teelt van groenten en fruit en eiwithoudende gewassen. Netto pakt het dus gunstig uit.
Het slechte nieuws is dat het areaal graasland fors toeneemt met bijna twee miljard hectare (59 procent). Dat komt vooral doordat de onderzoekers die ene portie eiwit uit het HHEP-menu hebben vertaald in 75 gram vlees. Als het aandeel dierlijk eiwit in het menu zou dalen tot 20 procent, dan is er ruim 50 miljoen hectare (5 procent) meer akkerland nodig, maar stijgt het areaal graasland met slechts 200 miljoen (6 procent) in plaats van twee miljard hectare.
Verspilling kost hectares
Zoals gezegd zit er een moeras aan aannames achter de cijfers. Desondanks kun je er volgens de onderzoekers wel wat conclusies uit trekken voor het landbouw- of, beter gezegd, het voedselbeleid. In de eerste plaats moeten we naarstig op zoek naar andere eiwitbronnen zoals insecten, algen, (kweek)vis en bacteriën.
In de tweede plaats moeten we fors inzetten op nieuwe technieken om de opbrengst aan nutriënten en energie te verhogen. Als we in 2050 alle wereldburgers willen voeden volgens de HHEP-richtlijnen dan zouden de opbrengsten van groenten en fruit met 8 procent per jaar moeten verbeteren.
In de derde plaats tenslotte zouden we in 2050 veel minder hectares nodig hebben als we erin slagen om de voedselverspilling tegen te gaan, en dan vooral de verspilling tussen winkelwagen en eettafel - in de keuken dus. Die bedraagt zoals gezegd circa 20 procent van de totale voedselproductie. Als we de hoeveelheid afval met de helft weten te verminderen, kunnen we wereldwijd een paar honderd miljoen hectare landbouwgrond aan de natuur teruggeven, rekenen de Canadese onderzoekers voor.
Al met al kan het begrip voedingswaarde, het sturen op macro- en micronutriënten een belangrijke rol spelen als het gaat om duurzame voedselzekerheid en om volksgezondheid. Het zal nog wel even duren voordat boeren worden uitbetaald op kilos ijzer en zink per hectare en grammen antioxidanten - als dat al ooit gebeurt. Maar het levert wel een richting op voor de agrarische transitie die verder gaat dan het denken in kringlopen.
Een mening over dit artikel? Reageer op onze Twitter, Facebook, Instagram of LinkedIn. Een opinieartikel is ook van harte welkom. Mail dan even met de redactie (redactie@agrio.org). Geïnteresseerd in de andere artikelen van VORK? Word abonnee, vraag een gratis proefnummer aan en schrijf je in voor de tweewekelijkse Vork-nieuwsbrief. Student? Wellicht is het speciale studentenabonnement dan iets voor jou.
Tekst: Joost van Kasteren Beeld: Harvard Medical School