Vlees uit het verdomhoekje
Dit artikel komt uit de eerste editie van VORK 2019. Wilt u VORK niet missen? Word dan vandaag nog abonnee of vraag een gratis proefnummer aan. Student? Vraag dan het speciale studentenabonnement aan.
Waar zullen we eens beginnen? Klimaat, landgebruik of gezondheid?
Je vergeet er nog een: dierenwelzijn. Of breder, is het ethisch om dieren te houden en op te eten?
OK, nemen we die ook mee. Laten we met het klimaat beginnen. Als je de media moet geloven zijn koeien zo ongeveer in hun eentje verantwoordelijk voor de opwarming van de aarde.
Net als veel andere activiteiten heeft veehouderij ook impact op het klimaat, maar die impact is niet overal hetzelfde. In een nomadisch systeem is de broeikasgasuitstoot per liter melk of kilogram vlees veel groter dan in een efficiënt productiesysteem zoals wij dat kennen. En in India ligt het weer anders. Dat land beschikt over een enorm aantal heilige koeien, maar die mogen om religieuze redenen geen vlees leveren. Niet alleen tussen, maar zelfs binnen een systeem zijn er verschillen in impact mogelijk, bijvoorbeeld in de Verenigde Staten tussen runderen die uitsluitend op gras worden gezet en degene die na een bepaalde tijd terechtkomen in de zogenaamde feedlots.
Dus je kunt eigenlijk niet zeggen, de veehouderij is verantwoordelijk voor zo- en zoveel CO2-uitstoot?
Niet zonder alle heterogeniteit op wereldschaal overboord te gooien, nee. Wel als je rekening houdt met de specifieke lokale context en de manier waarop runderen worden gehouden. Voor de Verenigde Staten bijvoorbeeld werd berekend dat wanneer je voedselproductie zou opzetten zonder vee, de totale uitstoot van het land in CO2-equivalenten slechts 2,6 procent zou dalen. De uitstoot in de geïndustrialiseerde landen daalt trouwens jaar na jaar, omdat de efficiëntie blijft toenemen. Ontwikkelingslanden daarentegen, vertonen vaak een stijgende uitstoot.
Op dat vlak kunnen we overigens nog de nodige stappen zetten, via het voer, maar ook via beweiding. Uit Amerikaans onderzoek is recent gebleken dat je met adaptive multi-paddock grazing meer koolstof vastlegt in de bodem, waardoor de netto-uitstoot van broeikasgassen mogelijk zelfs nul of negatief wordt. Een bijkomend voordeel is bovendien dat de runderen bijdragen aan algemeen ecosysteembeheer en zorgen voor een betere bodemgezondheid.
Over methaan gesproken, hoe zit dat met de hoeveelheid CO2-equivalenten die methaan vertegenwoordigt? Je hoort allemaal verschillende getallen, van 22 tot zelfs 58 CO2-equivalenten.
Het is inderdaad verwarrend omdat er ook met een tijdshorizon wordt gewerkt. De meeste houden het op zon 28 CO2-equivalenten. Los daarvan kun je de effecten van methaan en CO2 eigenlijk niet zomaar vergelijken. Methaan is dan wel een krachtiger broeikasgas dan CO2, het heeft ook een heel andere dynamiek. Zo wordt het in de atmosfeer binnen tien jaar afgebroken terwijl CO2 voor honderden jaren aanwezig blijft. Je ziet dan ook dat er een evenwicht ontstaat en dat methaanuitstoot door rundvee dus niet bijdraagt aan additionele opwarming, zoals de toenemende concentratie CO2 van fossiele brandstoffen dat wel doet. Pas de laatste jaren zien we weer wat stijging, maar dat is vooral methaan dat vrijkomt bij de winning van schaliegas.
Naast de directe uitstoot is er de indirecte uitstoot in de vorm van verandering in landgebruik ten behoeve van de veehouderij
En water, vergeet water niet. Over dat laatste kunnen we kort zijn. Het gaat bij veehouderij vooral om groenwater, regenwater dus, dat langs allerlei wegen weer terug in de kringloop komt. De sloganeske 15.000 liter water per kg vlees wordt dan al snel herleid tot slechts enkele honderden liters of minder, zoals bijvoorbeeld in detail berekend werd voor Australisch rundvlees. Wat betreft landgebruik is het nu eenmaal zo, dat een groot deel van het landoppervlak in de wereld niet geschikt is voor akkerbouw. Dat land zou je braak kunnen laten liggen, voor natuur, maar je kunt het voor een deel ook gebruiken om er vlees en melk op te produceren. Dat kan intensief - zoals bij ons - waardoor je maar weinig areaal nodig hebt per kilo vlees of melk. Of je combineert natuur met een lage veedichtheid. Dat is niet bij voorbaat negatief.
Waarom zou dat negatief zijn? Ook in Nederland laten boeren koeien grazen in natuurgebieden.
Wat ik bedoel is dat de huidige discussie over vlees voor mij een illustratie is van de steeds verdere polarisatie tussen natuur en cultuur. We willen kweekvlees produceren, stoppen varkens in flats en telen groenten in bunkers, omdat we de natuur geen schade willen toebrengen. We sluiten ons steeds verder op in ons eigen, technologisch geavanceerde ruimteschip. Er zijn zelfs mensen die menen dat we de aarde moeten verlaten. Ik ben voorstander van het hybride denken; het verbeteren van productiesystemen door natuur en landbouw meer te integreren met elkaar en met de samenleving. Daar hebben we óók nieuwe technologie voor nodig, om de impact te verlagen en de biodiversiteit te verhogen, maar niet alleen. Je moet ook durven erkennen dat je in een lange traditie staat van duizenden jaren co-evolutie, waarbij gras via herkauwers wordt omgezet in eiwitrijk voedsel. De sociale, economische, ecologische en culturele betekenis van die traditie vervang je niet zomaar door een petrischaaltje met kweekvlees.
Die lange co-evolutie voorkomt niet dat het eten van vlees wordt geassocieerd met hart- en vaatziekten en kanker. Recent nog stelde het EAT-Lancet rapport 'Food in the Anthropocene' dat we veel minder vlees moeten eten en dan bij voorkeur kip of varken.
Wat me irriteert aan dat EAT-Lancet rapport is de suggestie dat het dieet dat ze voorstellen binnen bepaalde bandbreedtes geschikt is voor iedereen. Het gaat echter om een heel restrictief dieet, dat in grote delen van de wereld compleet onhaalbaar is. Niet iedereen heeft een supermarkt om de hoek met avocados en aubergines of kan beschikken over de supplementen waar een bijna-vegetarisch dieet vaak om vraagt.
Daar komt bij dat de aanbevelingen zijn gebaseerd op epidemiologische studies die niet erg robuust zijn. Zo zijn de gevonden associaties tussen het eten van rood vlees en kanker erg zwak met een relatief risico van net iets meer dan 1. Kijk, als het een factor 4 of 5 verschil zou maken, dan is het iets om erg serieus te nemen, maar een relatief risico van 1,1 of 1,2 zegt weinig of niks. Wanneer je geen verdere bevestiging bekomt door interventiestudies of voldoende mechanistische onderbouwing dan moet je durven besluiten dat correlatie niet noodzakelijk causaliteit inhoudt.
Opvallend is ook dat die associaties verdampen als je de cijfers in de Verenigde Staten vergelijkt met die van Europa en die weer met die van Azië. Als de context verandert, veranderen blijkbaar de risicos. Dat alleen al wijst erop dat de gevonden associaties meer te maken hebben met leefstijl en gedrag, dan met het eten van vlees.
Er zijn inmiddels de nodige interventiestudies gedaan en die wijzen in dezelfde richting. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de veranderingen in biomerkers in het lichaam voor onder meer inflammatoire aandoeningen en hart- en vaatziekten, vind je geen zorgwekkende relatie met de vleesconsumptie, wel integendeel. Wat je ook ziet is een positief effect van vleesconsumptie op de aanbreng van belangrijke nutriënten zoals voor vitaminen, in het bijzonder B12, voor essentiële aminozuren en langketenige omega 3-vetzuren en voor mineralen zoals ijzer en zink. Maar we weten natuurlijk allang dat vlees gezond is en voor sommige bevolkingsgroepen zelfs essentieel als bron van makkelijk opneembare eiwitten en onmisbare micronutriënten. Zelfs als je het vergelijkt met bonen, die relatief eiwitrijk zijn, levert vlees veel meer voedingswaarde per gram en per calorie, laat staan in vergelijking met tarwe of sla.
Tot slot dierenwelzijn, of breder, de vraag of het ethisch is om dieren te houden en op te eten.
Sociologen, zoals bijvoorbeeld de Franse wetenschapper Claude Fischler, noemen onze relatie met dieren een moderne paradox. Aan de ene kant waarderen we vlees omdat het ons voedt, aan de andere kant vinden we het doden van dieren bijzonder confronterend. Die paradox heeft ertoe geleid dat we vanaf halverwege de 19e eeuw de slacht meer en meer zijn gaan wegmoffelen in aparte slachthuizen. We willen het niet meer zien, net zomin als we tegenwoordig het stukje vlees op ons bord willen associëren met een levend dier. In die tijd zien we ook de opkomst van het Westerse vegetarisme; vermoedelijk niet toevallig.
Volgens Fischler hebben we in anderhalve eeuw een transformatie doorgemaakt van zoöfagie - het eten van dieren - naar sarcofagie - het eten van vlees, als een product. Vroeger maakten mensen van dichtbij mee hoe een dier werd gedood en geslacht, maar met de verstedelijking is dat nu voor de meesten iets dat ze niet meer kunnen ervaren. En inmiddels ook niet meer willen ervaren. Juist elke vorm van herkenbaarheid van het dier op ons bord maakt het voor veel mensen problematisch om vlees te eten.
Hoe zou je met die paradox om moeten gaan? Een verplichting om in ieder geval te kijken naar het doden en slachten van een dier, voordat je vlees mag kopen?
Dat zou wat zijn. Nee, er is een mozaïek aan posities om met die paradox om te gaan. Sommige mensen worden vegetariër of zelfs veganist, omdat ze dieren als gelijkwaardige schepselen beschouwen. Dat kan, maar het risico is dat er - zelfs bij het gebruik van supplementen - tekorten kunnen ontstaan aan bepaalde vitamines en mineralen en het soms kan dienen als een dekmantel voor eetstoornissen. Helemaal aan de andere kant van het spectrum vind je een positie waarbij dieren worden beschouwd als instrument, als productiemiddel, een fermentatievat op pootjes. Ik denk dat we daarin iets te ver zijn doorgeslagen in de intensieve veehouderij.
Zelf kies ik liever voor een middenpositie, waarbij het eten van vlees gerechtvaardigd is, maar het houden en doden van dieren respectvol moet zijn. Dat sluit aan bij een traditie die is begonnen met de allereerste veehouders in het neolithicum, waarbij het slachten een religieuze daad was. In onze tijd hoeft dat uiteraard niet zo ver te gaan maar zou je dat kunnen vertalen met een keuze voor diervriendelijk vlees, bijvoorbeeld afkomstig van een boer die je kent of waarbij je toch tenminste op een bepaalde manier weer contact opzoekt met de veeteelt en de abstractie probeert te vermijden. Er zijn ook mensen die samen een koe kopen en het vlees verdelen. Dat is eigenlijk heel symbolisch in de zin dat onze verre voorouders op de Afrikaanse savanne ook al het vlees deelden; een fenomeen dat je ook in veel religies ziet.
Een mening over dit artikel? Reageer op onze Twitter, Facebook, Instagram en LinkedIn. Een opinieartikel is ook van harte welkom. Mail dan even met de redactie (redactie@agrio.org). Geïnteresseerd in de andere artikelen van VORK? Word abonnee of vraag een gratis proefnummer aan. Student? Wellicht is het speciale studentenabonnement dan iets voor jou.
Tekst: Joost van Kasteren Beeld: Ellen Meinen