Kringlooplandbouw is een kwestie van precisie
- Kringlooplandbouw is meer dan het verplaatsen van mest en gewasresten.
- Ecologisch intensiveren leidt tot minder verliezen en daarmee tot hogere opbrengsten en minder milieubelasting.
- Transitie van de landbouw vraagt om ruimte om te experimenteren met de regelgeving en de ruimtelijke ordening.
Kringlooplandbouw is het toverwoord waarmee minister Carola Schouten de transitie van de Nederlandse landbouw in gang wil zetten. De toekomst ligt volgens haar niet meer in het zoveel mogelijk produceren tegen zo laag mogelijke kosten, maar in het efficiënt benutten van grondstoffen door - inderdaad - kringlopen van water en nutriënten zoveel mogelijk te sluiten.
Afgelopen maandag (19 november) mocht ik samen met Vork-columnist Hidde Boersma een workshop leiden over kringlooplandbouw. De workshop vond plaats tijdens het jaarcongres van het KIVI (Koninklijk Instituut van Ingenieurs) over de circulaire economie in Enschede en was mede georganiseerd door de Stichting Ecomodernisme, waar Hidde en ik allebei in het bestuur zitten.
Verkeerde been
De term kringlooplandbouw zet veel mensen op het verkeerde been, omdat ze die associëren met de technische kringlopen van bijvoorbeeld papier, glas en drankverpakkingen, die je met slimme inzameling en verwerking voor tachtig en meer procent kunt laten sluiten.
Kringlopen in de landbouw laten zich echter niet sluiten, omdat ze onderdeel vormen van wereldwijde kringlopen van nutriënten, water en koolstof. Van nutriënten die via (kunst-)mest op het land worden gebracht, verdwijnt de helft of meer in de biologische kringloop om elders een bijdrage te leveren aan algenbloei in oppervlaktewater en dode zones in de diepzee.
Naïef
Volgens een van de inleiders van de workshop, de Wageningse onderzoeker Tjeerd-Jan Stomph, is het zelfs behoorlijk naïef om te denken dat je kringlopen kunt sluiten door samenwerken van veeteelt- en akkerbouwbedrijven, zoals de visienota suggereert. Die koeien, varkens en kippen halen hun nutriënten immers uit plantaardig materiaal, dat hier of elders geteeld is. Ze vormen zelf de verliespost, legt de onderzoeker bij WUR Centre for Crop Systems Analysis uit
Dat blijkt ook wel als we kijken naar de melkveehouderij. Koeien worden gevoerd met eigen ruwvoer en krachtvoer dat van elders wordt aangevoerd en leveren daarmee net genoeg mest voor de eigen productie van gras en maïs. Als de import van nutriënten van elders weg zou vallen, zou er weinig overblijven voor de akkerbouw.
Als het gaat om het efficiënt benutten van de inputs dan moeten we dus niet de illusie hebben dat we de kringlopen in de landbouw kunnen sluiten. Het is veel belangrijker om verliezen te voorkomen door ecologisch intensiveren, het gebruik van moderne technologie om ecologische processen in de plant, in de bodem en in het gewas te optimaliseren.
Ecosysteem van erfelijke eigenschappen
Met enige fantasie zou je het genoom - het erfelijk materiaal - van een plant ook als een ecosysteem kunnen zien, waarbij erfelijke eigenschappen onder invloed van de omgeving verdwijnen, verschijnen of veranderen dan wel aan- of uitgezet kunnen worden. Lange tijd hebben we de natuur gevolgd bij het veredelen van gewassen, maar sinds een aantal jaren kunnen we ook actief ingrijpen in het genoom.
In het begin gebeurde dat nog tamelijk grofstoffelijk door straling, hitte en/of chemicaliën te gebruiken voor willekeurige veranderingen en vervolgens te kijken of er iets nuttigs bij zat - de klassieke mutagenese. Met moderne veredelingstechnieken, zoals genetische modificatie kun je echter veel gerichter ingrijpen en de ontwikkeltijd van een nieuw ras met tientallen jaren verkorten, vertelde Bert Lotz van WUR Agrosysteemkunde.
Veel minder spuiten
Als voorbeeld noemde hij de in Wageningen ontwikkelde aardappel die door inbouw van soorteigen genen (cisgenese) meervoudig resistent is gemaakt tegen de aardappelziekte Phytophtora infestans. Die meervoudige resistentie is zo effectief dat een boer niet vijftien of meer keer per seizoen hoeft te spuiten, maar hooguit nog incidenteel om te voorkomen dat de ingebouwde resistentie doorbroken wordt.
Een techniek van nog recenter datum is CRISPR-Cas. Daarmee kun je heel precies bepaalde genen aan of uit zetten. Zo kunnen verloren eigenschappen, zoals resistentie tegen fytoftora in aardappelen weer geactiveerd worden. De techniek kan ook worden gebruikt om de synthese van bepaalde stoffen in de plant te stimuleren of te sturen.
Deze varianten van precisielandbouw op moleculaire schaal worden echter niet gebruikt, althans niet in Europa. De aardappel die met behulp van cisgenese, het inbrengen van soorteigen genen, in Wageningen is ontwikkeld, wordt inmiddels geteeld in Noord-Amerika, maar stuit in eigen land op een muur van toelatingseisen. Die eisen, die volgens Lotz voor een belangrijk deel politiek gekleurd zijn, leiden ertoe dat alleen heel grote bedrijven de kosten die met toelating zijn gemoeid kunnen betalen.
Gezond bodemleven
Naast erfelijke eigenschappen het genoom wordt steeds duidelijker dat ook het microbioom, het bodemleven, van groot belang is voor het efficiënter benutten van water en nutriënten. Het toevoegen van organische stof zorgt niet alleen voor een betere bodemstructuur en voor het vasthouden van water, maar dient ook als voeding voor micro-organismen. Die zorgen op hun beurt voor de afbraak van organisch materiaal, waardoor de erin opgeslagen voedingsstoffen beschikbaar komen voor de plant.
Voorwaarde voor een gezond bodemleven is volgens Joeke Postma, dat er voldoende organische stof wordt aangevoerd om te compenseren voor het materiaal dat met het gewas wordt afgevoerd. Naast dierlijke mest en compost moeten we volgens Postma ook kijken naar reststromen uit de industrie, niet alleen de voedingsindustrie, maar ook de chemische industrie die steeds meer biobased wordt. Postma is senior onderzoeker bij Wageningen Plant Research en doet onderzoek naar bio-interacties en plantgezondheid.
Kokosvezels en cacaodoppen
Organische stof zorgt via het microbiele ecosysteem ook voor een verbetering van de weerstand van het gewas tegen ziekteverwekkers, zoals schimmels en aaltjes. Postma liet een voorbeeld zien van hoe garnalenschilletjes (chitine) de weerstand tegen wortellesieaaltjes en verwelkingsziekte (een schimmelaantasting) tegengaan.
Ook andere organische producten zoals kokosvezel en cacaodoppen helpen om de weerstand tegen ziekten in arme duingrond te verhogen. Voorwaarde is wel dat ziektewering met behulp van organische stof maatwerk is afhankelijk van bodem, ziekteverwekker en gewas. Het probleem is alleen dat de werkzame dosis hoger is dan de meststoffenwet toelaat. Alweer de regelgeving dus, die in de weg zit.
Ecologische interacties
Naast regelgeving zijn er ook hardnekkige gewoonten, al dan niet bevestigd en gestimuleerd door de industrie, die het efficiënter omgaan met inputs in de weg staan. Een van die gewoonten is de monocultuur, de boerenpraktijk van zoveel mogelijk dezelfde planten op een perceel. In het kader van agrarisch natuurbeheer zien we nog wel eens wat bloeiende akkerranden, maar daar houdt het wel mee op.
Jammer, vindt Tjeerd-Jan Stomph, die zich in Wageningen bezig houdt met gewasanalyse. Met mengteelten kun je namelijk veel efficiënter gebruik maken van grond, water en nutriënten. Bij meng- of strokenteelt gaat het om verschillende gewassen die dicht op elkaar en min of meer tegelijkertijd worden geteeld. Ecologische interacties tussen de gewassen zorgt voor een win-win situatie met een hogere opbrengst van elk gewas per hectare.
Meer opbrengst, minder ziekte
Als voorbeeld noemde Stomph de gecombineerde teelt van tarwe en maïs. Als we uitgaan van een gelijke opbrengst van tarwe (310 ton totaal) en maïs (810 ton) dan is daar 128 hectare voor nodig als beide gewassen afzonderlijk worden geteeld. Worden ze daarentegen in stroken geteeld dan is er maar 100 hectare nodig voor diezelfde opbrengst. Ook andere inputs, zoals nutriënten en water, verminderen navenant.
Een inventarisatie van de literatuur over mengteelten liet zien dat gemiddeld genomen de voordelen groter zijn dan de nadelen. Zo blijkt de onkruiddruk in 86 procent van de onderzoeken af te nemen en in 2 procent toe te nemen. In 12 procent van de onderzochte combinaties maakte het geen verschil met monoteelten. Vergelijkbare percentages zien we voor ziektedruk en plagen. In een kleine tachtig procent van de 196 onderzoeksprojecten stijgt ook de opbrengst, terwijl bij slechts 3 procent sprake is van een mindere opbrengst.
Megalomane machines
Ondanks de voordelen van strokenteelt, willen boeren er niet aan. Wel als de stroken 36 of 48 meter breed zijn en ze hun grote machines kunnen gebruiken, vertelde Stomph. Alleen heeft dat niet zoveel zin, omdat er dan onvoldoende ecologische interactie is, zowel onder als boven de grond.
Een deel van het probleem is dat boeren ietwat megalomaan zijn als het gaat om hun machinepark: hoe groter, hoe beter. Die neiging is verklaarbaar als we kijken naar de ontwikkeling van de laatste decennia, waarin de nadruk lag op verbeteren van de efficiency door schaalvergroting en intensivering.
Strokenteelt vraagt echter om kleiner machines - robots bij voorkeur - die op de vierkante decimeter kunnen opereren. Met als bijkomend voordeel dat lichte machines minder bodemverdichting geven en daarmee ook het bodemleven ontzien.
Transitie vraagt ruimte
Al met al bracht de workshop mij tot de conclusie dat kringlooplandbouw veel meer is dan het verplaatsen van mest en gewasresten van het ene bedrijf naar het andere of de aanleg van bloeiende akkerranden. Om de transitie te laten slagen is op de eerste plaats ruimte nodig in de regelgeving voor het ontwikkelen en toepassen van moderne inzichten en technieken voor ecologische intensivering.
Op de tweede plaats is er ruimte nodig in de hoofden van onderzoekers, beleidsmakers en boeren om in samenspraak en tegenspraak nieuwe concepten te bedenken en te ontwikkelen. Bij zon innovatief ecosysteem horen ook innovatieve vormen van financiering, die er in ieder geval voor moeten zorgen dat boeren niet afhaken om financiële redenen.
Op de derde plaats tenslotte is er fysieke ruimte nodig om te experimenteren met verschillende vormen van ecologisch intensiveren, afhankelijk van fysische (klimaat en bodemgesteldheid), ecologische, sociale en economische omstandigheden. Innovatieve proeftuinen die op den duur ook richtinggevend zullen zijn voor de ruimtelijke inrichting van Nederland.
Een mening over dit artikel? Reageer op onze Twitter, Facebook, Instagram en LinkedIn. Een opinieartikel is ook van harte welkom. Mail dan even met de redactie (redactie@agrio.org). Geïnteresseerd in de andere artikelen van VORK? Word abonnee of vraag een gratis proefnummer aan.
Tekst: Joost van Kasteren Beeld: WUR