‘Geef de natuur de ruimte’
Kuper noemt zichzelf een atypische bosbouwer. Na zijn afstuderen in Wageningen vertrok hij voor vier jaar naar de tropen als wildbeheerder. Daarna werd hij aangenomen als rentmeester van Kroondomein Het Loo, een gebied van ruim 10.000 hectare waarvan 8.500 hectare bos. Zijn opdracht was om het bosbeheer uit de rode cijfers te halen en tegelijkertijd de biodiversiteit te verbeteren. „Het moest mooier worden.”
Juist door op bescheiden schaal te oogsten, verbetert de biodiversiteit
Successiereeks
Voor het beheer van het bos liet hij zich inspireren door een studie uit 1982 van de Tsjechische bos- en landschapsecoloog Josef Fanta. Kuper: „Het was het eerste document met aangrijpingspunten voor een vorm van beheer met spontane bosverjonging als basis. Door deze studie en de bestaande ecologische kennis over het bos kon ik een reeks maken van de opeenvolgende stadia van een imaginair bos; een successiereeks. Daarmee was dat bos er natuurlijk nog niet. Totdat dit theoretische model samenviel met de bosbeelden die op Het Loo aanwezig bleken te zijn. Dat waren vooral vergeten hoekjes en percelen waarvan duidelijk was dat het binnen het gangbare denkkader nooit wat werd. Dat betekende een doorbraak. Het gewenste bos bestond; het was tot op dat moment alleen nog niet herkend.”
Kuper ging aan de slag om van het imaginaire bos een echt bos te maken. Tegelijkertijd moest hij voldoen aan zijn opdracht om het bosbeheer uit de rode cijfers te halen. „We kozen ervoor om het bos zelf het beheer te laten dicteren door uitsluitend heel selectief te kappen; alleen uitdunnen dus. De houtoogst kopieert als het ware de uitval van bomen in het natuurlijke concurrentieproces zodat het bos er niet onder lijdt. Dankzij de houtoogst, maar ook door stormen verdwijnt de monotonie van de grove dennen en treedt spontane bosverjonging met loofbomen op. Veel boswerk wordt daardoor overbodig waardoor de kosten van bosbeheer sterk afnemen. Daardoor kwam het bosbeheer bij Het Loo binnen acht jaar – twee jaar eerder dan gedacht – uit de rode cijfers, terwijl de schoonheid van het boslandschap spectaculair is toegenomen. Juist door op bescheiden schaal te oogsten, verbetert de biodiversiteit.”
Cultuurvolgers
Op onze vraag waarom vooral Staatsbosbeheer en beheerders van gemeentebossen zijn natuurvolgend bosbeheer niet omarmen maar veel particuliere boseigenaren juist wel, volgt een klein college over de geschiedenis van de bosbouw in Nederland. „In de prehistorie, toen de mens nog geen bezit had genomen van de Lage Landen werd de natuur, toen vooral loofbossen, gevormd door systeemeigen processen, zoals eten en gegeten worden, verzuipen en verdrogen, instorten en scheppen. De weinige mensen die er woonden profiteerden ervan zonder die processen te verstoren. In de vroege middeleeuwen veranderde dat. Grond wordt in cultuur gebracht en op de extensief beheerde akkers en weidegebieden vestigen zich soorten die afhankelijk zijn van de mens, de cultuurvolgers.
De zichzelf beherende natuur wordt steeds verder teruggedrongen door houtkap, strooiselroof, ontwatering en het afgraven van hoogveen voor brandstof (turf). In de 19e eeuw, als het bos nagenoeg is verdwenen, wordt op de gedegradeerde gronden de grove den geïntroduceerd ten behoeve van de kolenmijnbouw. In feite is de grove den een exoot die nu voor het overgrote deel op grond staat waar hij van nature niet voorkwam. Op de meeste bosbodems kan grove den zich niet verjongen omdat de kiemplanten ten prooi vallen aan een schimmelziekte. Loofbomen kunnen dat wel. Als je niets doet, wordt elk dennenbos in Nederland een loofbos.”
Na het aantreden van Bleker gaat men over tot kaalkappen van hele arealen
Eigen broek ophouden
Vanaf eind 19e eeuw werd bosbouw steeds meer akkerbouw met bomen. En net als tarwe of andere akkerbouwgewassen werden dennenbossen om de zo veel jaar geoogst door kaal te kappen. Verwijderen van toplaag zorgt er vervolgens voor dat de schimmel geen kans krijgt, waardoor de jonge grove dennen kunnen ontkiemen. In de jaren 70 en 80 treedt er echter een kentering op. Een paar zware stormen zorgen voor voortijdig verlies van naaldhout. Mede onder invloed van Stichting Kritisch Bosbeheer komt het tot een opleving van meer natuurlijk bosbeheer. Afgewaaide takken en omgewaaide bomen blijven liggen en loofbomen als eik en beuk verdringen geleidelijk het naaldhout. In 1994 wordt deze kijk op het bosbeheer opgenomen in het nationale Bosbeleidsplan.
„De golf van natuurlijk bosbeheer duurde niet lang”, zegt Kuper. In 2010 trad Henk Bleker aan als staatssecretaris voor landbouw en natuur. Hij vond dat Staatsbosbeheer voortaan de eigen broek moest ophouden. Er moest geld worden verdiend en dat zal, aldus Kuper, aanvankelijk vrij goed gegaan zijn. „Na dertig jaar natuurlijk beheer was er veel oud bos ontstaan, waarmee je in eerste instantie flink kan cashen. Waar Staatsbosbeheer tot 2012 een beleid had van uitkappen, het selectief oogsten van volgroeide bomen, gaat men na het aantreden van Bleker over tot kaalkappen van hele arealen.”
Bossenstrategie
De kaalkap werd niet in de laatste plaats gestimuleerd doordat hout werd gekwalificeerd als duurzame brandstof voor onder meer opwekken van elektriciteit. Bos werd een transitiebrandstof, schreef bioloog Rypke Zeilmaker in een eerder nummer van Vork (maart 2019). De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland betaalde er maar liefst 5 cent per kWh subsidie voor. Onder het mom van natuurherstel werden hele arealen naaldbos gekapt en de erin opkomende loofbomen als zogenaamd ‘resthout’ geoogst.
De golf van kaalkap leidde tot veel maatschappelijk verzet. In 2020 werd daarom een landelijke Bossenstrategie opgesteld door de toenmalige minister Carola Schouten in samenwerking met de provincies. Kuper: „Het doel van de Bossenstrategie was tweeledig: enerzijds versterken van de biodiversiteit en anderzijds het vastleggen van CO2 in bomen en bosbodem versterken. Prima ambities, niks op aan te merken, alleen blijkt dat voor het uitvoeren van die ambities wordt teruggevallen op de traditionele kaalkapexploitatie. Weliswaar is het areaal kaalkap gelimiteerd tot 0,5 hectare per ingreep, maar als dat systematisch wordt toegepast leidt dat tot verlies aan biodiversiteit, mobilisatie van gebonden CO2 en versnelde afbraak van humus en uitspoeling van mineralen.”
Met ‘ecologisch jagen’ bereik je een evenwicht tussen aantal hoefdieren en mogelijkheden voor verjonging van bos
Rode cijfers
Een ander nadeel is dat er bij kaalkapexploitatie altijd geld bij moet. Boseigenaren krijgen al decennialang subsidie omdat bosbouw (lees kaalkap) niet rendabel is. Een ander belangrijk nadeel is dat met dit soort bosbouw een minimale bijdrage geleverd wordt aan de biodiversiteit en het klimaat: koolstofopslag, mineralenvoorziening en functies zoals waterberging en luchtzuivering worden niet ten volle gerealiseerd.
Natuurvolgend bosbeheer is volgens Kuper financieel veel interessanter omdat je bomen pas kapt als ze hun optimale financiële waarde hebben bereikt. Je oogst uitsluitend bomen die netto geld opleveren. Dat houdt in dat er om de tien jaar een beperkt aantal bomen uit een perceel wordt gehaald op basis van het bereiken van de zogeheten ‘financiële doeldiameter’. Dat wordt nog aangevuld met dunningshout.
Kuper: „Het moment van kappen wordt niet bepaald door te kijken naar de opstand – het hele perceel – maar naar de individuele bomen. Bij jonge bomen is de procentuele bijgroei nog hoog, maar naarmate ze ouder worden neemt die af naar vrijwel nul. Door zijn aanwezigheid hindert die boom ook de bijgroei van andere, jongere bomen. Dat is het moment dat je hem moet kappen, want dan levert het hout het meeste op, terwijl je tegelijkertijd meer variatie krijgt en daarmee ook de biodiversiteit bevordert.”
Ecologisch wildbeheer
Voor veel bosbouwers staat de houtproductie centraal, maar bij natuurvolgend bosbeheer kijk je ook naar andere maatschappelijke waarden in het samenspel met de rest van het ecosysteem. „Herten en reeën spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van bossen; ze eten graag knoppen en bladeren van loofbomen”, vertelt Kuper. „Voor de mens het land in cultuur bracht, bevonden wildvraat en loofbosverjonging zich in een dynamisch evenwicht. Dat evenwicht ging verloren toen het loofbos verdween en later werd vervangen door naaldbos. We zijn nu weer langzaam op de weg terug en geleidelijk aan vestigen zich nu in het naaldbos spontaan jonge loofboompjes. Die ontwikkeling wordt geremd doordat hoefdieren zoals herten en reeën te veel jonge bomen opvreten.”
Op dit moment is het aantal herten op met name de Veluwe permanent te hoog voor optimaal natuurvolgend bosbeheer. Die stand wordt kunstmatig hoog gehouden, zowel voor de jacht als voor het publiek dat graag herten en reeën ziet. De introductie van de wolf zal daar wel verandering in brengen, maar die jaagt ongericht. Kuper: „Het liefst zou je de populatie aan herten en reeën willen beheren totdat de natuurlijke verjonging van een bos voldoende op gang is gekomen. Tot op zekere hoogte kan dat met rasters, maar dat is duur en is landschappelijk niet zo fraai. Een veel betere manier is door plaatselijk en tijdelijk de wildstand te verlagen zodat jonge loofbomen zich kunnen vestigen en doorgroeien. Na verloop van tijd kan de wildstand dan weer groeien. Met dit ‘ecologisch jagen’ kun je een evenwicht bereiken tussen het aantal hoefdieren en de mogelijkheden voor verjonging van het bos.”
Brandbaar
Volgens Kuper heeft een gemengd bos, zoals dat bij natuurvolgend bosbeheer ontstaat, ook een sterk verlagend effect op de brandbaarheid. Ook is het beter bestand tegen klimaatverandering als het diverse soorten bomen heeft met verschillende leeftijden. „Uit strategische overweging kun je overwegen om experimenteel, maar selectief, beperkte aantallen mediterrane boomsoorten te planten als toekomstige zaadbronnen. Om vast te stellen of die soorten de klimaatsverandering overleven. Dat mag niet ten koste gaan van het beschermen van onze huidige oude bossen. Per slot van rekening zijn dat de biodiversiteitshotspots die de meeste waarde vertegenwoordigen.”
Al met al betekent natuurvolgend bosbeheer dus niet dat je verkrampt vasthoudt aan een historisch natuurbeeld met kwetsbare natuurgebieden die tot in de oneindigheid beheerd moeten worden. Kuper: „We moeten substantiële oppervlakten natuur zelfredzaam maken, robuust, betaalbaar en optimaal toegankelijk voor de burger. Als je het verstandig doet, kan je daar prima bomen uit oogsten.”
Tekst: Ellen Mangnus