Smakelijk gif
In 1990 schreef Bruce Ames een wetenschappelijk artikel over pesticiden in ons eten. Daarin toont hij aan dat 99,99 procent daarvan bestaat uit chemicaliën die planten zelf produceren om zich te verdedigen tegen aantasting door bacteriën en schimmels en vraat door insecten en andere dieren, waaronder mensen. Dik dertig jaar later beschrijft Noah Whiteman over welke chemische wapens planten beschikken om zich staande te houden in – wat Darwin noemde – de war of nature, de strijd om het bestaan en de voortplanting. Het enorme arsenaal dat planten in de loop van de evolutie hebben ontwikkeld, omvat zowel psychedelica, nicotine en opiaten als meer sociaal geaccepteerde producten als koffie, thee, wijn en chocolade en een hele reeks, vaak complexe chemicaliën waarvan je het bestaan niet vermoedde.
Dieren maken veelvuldig gebruik van de chemicaliën die planten produceren. Sluipwespen bijvoorbeeld reageren op de chemische noodsignalen die planten uitzenden als ze worden aangevallen door rupsen. Die noodsignalen zijn bedoeld om andere planten te waarschuwen, maar voor sluipwespen is het een signaal dat ze hun eitjes kunnen laten uitbroeden in de rups. De monarchvlinder is een van de weinige die bestand is tegen het gif in kroontjeskruid, een plant uit de wolfsmelkfamilie. De combinatie van gif en felle kleuren beschermt deze trekvlinder tegen vogels en andere belagers.
Ook mensen maken al duizenden jaren gebruik van de chemicaliën in planten. In het tandsteen van een Neanderthaler – naar de vindplaats El Sidron Adult 1 genoemd – die zo’n 50.000 geleden leefde, zijn resten ontdekt van duizendblad, kamille, populier en de schimmel Penicillium. Volgens de onderzoekers was de man erg ziek toen hij overleed en heeft hij die planten waarschijnlijk gebruikt om zijn lijden te verlichten. Ook in onze tijd vormen de chemicaliën in planten een belangrijke bron voor medicijnen. Zeker de helft van onze farmacopee is direct of indirect afkomstig uit de plantenwereld. Daarnaast vormen ze ook een inspiratiebron voor bestrijdingsmiddelen, zoals pyrethrine, afkomstig van chrysanten.
In zijn boek volgt Whiteman een aantal verhaallijnen. Naast een gedetailleerde beschrijving van de ‘wapenwedloop’ tussen planten en hun belagers beschrijft hij hoe mensen daar gebruik en misbruik van maken. Een voorbeeld van dat laatste is het overlijden van zijn vader mede als gevolg van langdurig drankmisbruik; in feite de aanleiding om het boek te schrijven. Die persoonlijke betrokkenheid komt voortdurend, maar niet vervelend terug in de tekst: van de tochten die hij als kind met zijn vader maakte tot zijn eigen huwelijk en de chemicaliën in de bloemen die voor de corsage zijn gebruikt.
Een andere verhaallijn gaat over de maatschappelijke gevolgen van onze behoefte aan plantaardige chemicaliën, zoals de ‘diefstal’ van de rubberboom door de Britten en de gevolgen van de rooftochten van Portugezen, Nederlanders en Britten op zoek naar specerijen, waarvan de gevolgen tot op de dag van vandaag merkbaar zijn. Kortom een veelomvattend boek dat ondanks de toegankelijke schrijfstijl in kleine porties genoten moet worden om niet overvoerd te raken door de enorme hoeveelheid informatie die Whiteman bij elkaar heeft gebracht.
‘Most Delicious Poison: The Story of Nature’s Toxins – From Spices to Vices’ door Noah Whiteman. Little, Brown Spark (2023), € 22,99 (hardcover), € 15,65 (e-boek)