Is het nog leuk om boer te worden?
„Mijn droom is dat ik mijn eigen stal met varkens binnenloop, elke dag mijn rondes doe langs alle dieren om te zien hoe het met ze gaat. Liggen ze er goed bij, eten en drinken ze goed? Op stage vorig jaar werkte ik bij een varkenshouder in Canada; daar liep ik ook dagelijks door de stal. Dat voor mezelf hebben, mijn eigen beslissingen maken over mijn bedrijf, dat lijkt me echt fantastisch”, zo vertelt Merijn Janssen (21), vierdejaars studente Veehouderij aan de HAS green academy in Den Bosch.
Het is zeer de vraag of haar droom mogelijk is. „Het liefst ga ik in juli naar de bank om een lening aan te vragen. Maar ja, is dat haalbaar? Zit daar überhaupt nog een toekomst in?” Haar ouders hebben een loonbedrijf; met tractoren en machines bewerken ze het land van anderen. Haar vriend heeft thuis een varkenshouderij. Het liefst zou Janssen deze twee richtingen combineren.
Haar jaargenoot Angelique de Vor (23) herkent de worsteling. Haar ouders hebben een melkveebedrijf, maar overname is voor haar geen optie. Ze zijn anderhalf jaar geleden verhuisd naar Zweden om daar een nieuw melkveebedrijf te beginnen. Haar broer en zus verhuisden wel mee om het bedrijf later over te kunnen nemen. „Ik kom uit Lexmond, een dorpje bij Utrecht, en heb daar mijn vriendengroep en sociale leven. Als mijn ouders hier gebleven waren, had ik zeker de ambitie gehad om het bedrijf over te nemen.” Het bedrijf was echter niet groot genoeg om voor twee laat staan drie gezinnen in levensonderhoud te voorzien. Reden voor haar ouders om te verhuizen.
„En dan kan je kijken naar een bedrijf in Friesland dat wat groter is, maar ze zijn ook gaan kijken in Zweden. Dat was echt in de tijd dat het helemaal op zijn gat lag wat betreft wet- en regelgeving en dat het er echt naar uit zag dat er helemaal niks meer mogelijk was. Dus het beleid heeft wel aan hun keuze bijgedragen. En dan zie je dat er in Zweden meer waardering is dan hier. Als je daar meer koeien gaat melken dan zijn ze blij met je; daar krijg je er extra subsidie voor. Hier wordt het haast als economisch delict gezien als je te veel koeien hebt.”
Levensbepalende keuzes
Hun docent Kees van Vuuren, tevens Statenlid en aspirant Kamerlid voor de BBB, bevestigt dat deze studenten niet uniek zijn in hun afwegingen en onzekerheden. „Dit zijn natuurlijk vragen waar al onze studenten op deze leeftijd over nadenken. Wat onze sector ook lastig maakt zijn de gigantische leningen die je op je nek neemt. Daarmee zijn het behoorlijk levensbepalende keuzes die je op vrij jonge leeftijd al moet maken, en dan is het nog eens extra ingewikkeld dat de overheid zo onduidelijk is in waar het heen moet. En dan nog natuurlijk de vraag of de bank meedoet of niet.”
Dat het onrust geeft in de klas herkennen de docenten binnen de opleiding wel. „Het komt en gaat met periodes”, duidt Van Vuuren. „Als het veel in het nieuws is, merk je dat in de klas.” Student Janssen beschrijft een veelzeggend moment uit de tijd van de bekendmaking van het stikstofkaartje waarop te zien was welke bedrijven volgens de inzichten van toen te dicht bij een kwetsbaar gebied zaten. „Dat zal ik echt nooit meer vergeten, iedereen stond daar in de docentenruimte. Het had niet direct effect op mij, maar wel op anderen en die stonden er met zo’n emotionele lading bij. Het is wel heftig om te zien wat dat doet. Wij zijn ook allemaal jong en willen vooruit en hebben één doel. En als je dan zo je medestudenten ziet staan. Dat hebben anderen waarschijnlijk niet door, wat zo'n stikstofkaartje publiceren dan doet.”
Nog eens extra ingewikkeld is het dat de overheid zo onduidelijk is in waar het heen moet
Dialoog versus debat
Het gesprek met elkaar aangaan wordt daardoor steeds belangrijker en krijgt meer aandacht binnen de opleiding, beaamt ook mededocent Ellen den Hertog. „We zijn nu een paar keer met studenten naar een theatervoorstelling geweest die meerdere kanten van de veehouderij belicht.”
Inmiddels voeren ze ook over de opleidingen heen gesprekken met elkaar. Van Vuuren: „Het mooie van een hogeschool is dat je zoveel verschillende perspectieven en meningen onder één dak hebt. En dat proberen we ook steeds meer samen te brengen. De opleidingen zijn soms toch eigen eilandjes en daar stappen we nu overheen. Vorig jaar heb ik voor het eerst een dialoogmiddag georganiseerd met de opleidingen Veehouderij en Milieukunde. De studenten gaven aan dichter bij elkaar te staan dan ze dachten en over veel onderdelen hetzelfde te denken. Dan is voor ons zo'n bijeenkomst geslaagd. Dat is natuurlijk een super waardevolle ervaring want uiteindelijk komen ze elkaar ook tegen in het werkveld.”
Dit jaar organiseert de hogeschool zelfs een hele serie aan bijeenkomsten. „We starten met de theatervoorstelling. De keer daarop hebben we een debattraining waarin ze ook echt gaan debatteren met elkaar. Dus nog geen dialoog. De reden daarvoor is dat we ze willen leren dat je in een debat eigenlijk niet tot elkaar komt. In een debat ga je alleen maar verder in je eigen standpunten. En dan gaan we de keer daarop de dialoog voeren. Bij een dialoog verplaats je je in de ander, luister je beter. Waarom ziet diegene dat op die manier?”
Of de studenten veel gesprekken voeren over hun situatie en standpunten met anderen? „Ik zit toch vooral in mijn eigen agrarische bubbel”, bevestigt De Vor. „Veel vrienden komen uit mijn eigen dorp, meestal met een agrarische achtergrond.” Janssen herkent dat. Hoewel ze nu voor haar studie in een groep zit met studenten vanuit alle opleidingen. „En dan mis ik wel het agrarisch gesprek. Bijvoorbeeld ‘Hoeveel varkens heb jij gespeend deze week?’ Andere meningen zijn natuurlijk ook prima, maar soms vind ik het lastig en mis ik zulke gesprekken.” Schroom om te vertellen over haar ambities binnen die groep met studenten van andere opleidingen heeft ze niet als ze mag vertellen over haar bedrijfsplan voor een zeugenbedrijf. „Vanmiddag moet ik dat presenteren in de les, daar heb ik dan geen moeite mee. Ik sta volledig achter mijn plan.”
Ik denk dat mensen vlees blijven eten, dat die verandering niet zo hard gaat als sommige mensen roepen
Ook binnen de opleiding Veehouderij komen de verschillende visies aan bod, van de intensieve veehouderij tot aan natuurinclusief en biologisch. „Dat is allemaal veehouderij en daar staan wij allemaal voor”, licht Den Hertog toe. „En dat willen we vooral koesteren. Juist omdat het speelveld zo breed is. We geven van elk systeem de voor- en nadelen aan. Het kan ook omdat we die verschillende perspectieven in ons team hebben zitten. De student kan uiteindelijk zelf de beste afweging maken.”
Maar wat ze ook vaak zien is dat de thuissituatie de basis is. „Daar ga je dan mee schuiven, hoe kun je het beter maken”, legt Van Vuuren uit. „Stel dat je het radicaal anders zou willen, dat zou moeilijk haalbaar zijn. Om het ouderbedrijf over te nemen heb je vaak al enkele tonnen nodig, als je de hele bedrijfsvoering om wilt gooien heb je zo een paar miljoen extra nodig. De bank ziet je al aankomen.”
Boodschappenkarretje
Een lastig punt waar de studenten tegenaan lopen is het verschil tussen de consument versus de burger. Janssen: „Bij Topklas ondernemen moeten wij een marktonderzoek doen en dan moet je vragen of er markt is voor jouw product. Mijn product is varkensvlees. Dan moet je bij de consumenten langsgaan, maar de consument is iemand anders dan de burger en toch dezelfde. De burger wil het allemaal best anders doen, maar de consument vult toch het boodschappenkarretje met die varkenslapjes. Wie spreek je dan? Ik denk zelf dat mensen altijd vlees blijven eten, dat die verandering gewoon niet zo hard gaat als sommige mensen roepen.”
En dan is er nog de discussie over waar het vlees vandaan komt. „Vlees kun je ook uit Argentinië of China halen, of uit andere verre landen waarvan je geen idee hebt hoe het zit met de welzijnsregels, met het antibioticagebruik. Hier weten we hoe het gaat en we kunnen het hartstikke mooi. Dan heb ik liever een stukje vlees uit Nederland. Mensen beseffen te weinig wat wij voor ze doen.”
Mensen beseffen te weinig wat wij voor ze doen
De studenten weten nog niet wat ze precies gaan doen na hun afstuderen. De Vor geeft aan dat ze altijd al het plan had om naast het bedrijf van haar ouders nog ander werk te nemen. „Voor het sociale aspect, maar ook om up-to-date te blijven in de sector. Nu neig ik naar de advieskant als voeradviseur bij een diervoederbedrijf. Ik wil graag wel bij de boer in de stal blijven komen. En wie weet, als ik een keer een stukje land kan kopen, wil ik er dan wel één of twee koeien op; gewoon voor de hobby.”
Janssen denkt ook dat ze de eerste paar jaren nog buitenshuis gaat werken. „Maar ik zie mezelf niet direct bij een van die grote bedrijven werken, als nummertje zoveel. Maar bij iemand op een boerenbedrijf? Tja, ik kan wel meer dan voor iemand in de stal werken. Misschien kan ik ergens als bedrijfsleider aan de slag, waar nog geen opvolger is.”