Nederland kritisch over (concept)norm voor effectiviteit biostimulanten
Sinds vorig jaar geldt er een nieuwe EU-verordening voor meststoffen (FPR2019/1009) waarin ook bepalingen zijn opgenomen voor biostimulanten die zouden bijdragen aan de groei en de weerbaarheid van het gewas. Omdat de boer steeds minder gewasbeschermingsmiddelen tot zijn beschikking heeft en omdat hij ook minder kunstmest mag gebruiken, groeit de populariteit van die middelen.
De vraag is echter of biostimulanten ook doen wat ze beloven. Een producent kan wel claimen dat een symbiotische schimmel voedingsstoffen beschikbaar maakt voor de plant. Of dat een bacterie stikstof uit de lucht vastlegt in een voor de plant opneembare vorm. Maar kan hij dat ook bewijzen? Daar schort het nog wel eens aan, zoals in geval van het bacteriepreparaat BlueN van Corteva waarover we eerder schreven. Daarvan bleek de werkzaamheid – het vastleggen van stikstof – nogal twijfelachtig.
Conceptnorm afgekeurd
Ruim voordat de verordening in werking trad, heeft het Europees Comité voor Normalisatie (CEN) een vijftal werkgroepen in het leven geroepen om normen vast te stellen voor de werkzaamheid en veiligheid van biostimulanten. Daarmee kunnen deze producten uiteindelijk een CE-markering krijgen die nodig is voor vrij handelsverkeer in de Europese Unie. Dat heeft geresulteerd in 33 conceptnormen die in het voorjaar van 2022 voor commentaar zijn voorgelegd aan de nationale normcommissies in de lidstaten.
Helma Verberkt is voorzitter van de Nederlandse normcommissie Biostimulanten. In het dagelijks leven is ze directeur van Artemis Natuurlijk, de belangenvereniging van producenten van biologische middelen. „Veel van de voorgestelde normen liggen eigenlijk zo voor de hand dat we er als commissie geen commentaar op hebben; hooguit wat redactionele punten. Anders ligt dat voor de conceptnorm die vastlegt hoe de werkzaamheid van biostimulanten moet worden aangetoond en dan met name de algemene principes. We hebben die norm afgekeurd en met ons commentaar teruggestuurd naar de betreffende technische commissie.”
Zeer verontrust
In dat commentaar is ook de kritiek verwerkt van een aantal onafhankelijke experts op de conceptnorm. Op initiatief van Aad Termorshuizen, zelfstandig adviseur op het gebied van bodemkwaliteit en plantenpathogenen, lieten zij in een open brief weten zeer verontrust te zijn over de voorgestelde norm om de effectiviteit van biostimulanten vast te stellen. Volgens hen is die ‘ongeschikt om gebruikers het vertrouwen te geven dat de claims op de werking van deze producten waargemaakt zullen worden’.
Termorshuizen: „Een belangrijk pijnpunt is het voorstel om alle gewassen in te delen in drie groepen, elk met een grote diversiteit aan gewassen. Zo worden alle akkerbouwgewassen in een gewasgroep ingedeeld. Als in twee gewassen een effect kan worden aangetoond, kan dat effect voor alle gewassen in die groep worden geclaimd. Alleen al uit gewasfysiologisch oogpunt is het extreem onwaarschijnlijk dat al die verschillende gewassen op een vergelijkbare manier reageren op een biostimulant.”
Een ander punt van kritiek is dat voorgesteld wordt om, anders dan gebruikelijk bij dit soort proeven, een P-waarde (een maat voor de betrouwbaarheid) van 0,15 aan te houden. Gebruikelijk is een P-waarde van 0,05. Door deze te verhogen daalt de betrouwbaarheid van de uitkomst dus van 95 procent naar 85 procent. Dat is vreemd, want gezien het scala aan factoren die invloed hebben op het effect, zoals weersomstandigheden en bodemkwaliteit, zou je eerder een lagere P-waarde moeten aanhouden van 0,01 bijvoorbeeld.
Slangenolie
Stevige kritiek dus, mede ingegeven door het ervaringsfeit dat er veel biostimulanten op de markt komen die onvoldoende werken. In dat verband wordt wel eens de term ‘snake oil’ gebruikt, een verwijzing naar handelaren uit de 18e en 19e eeuw die zogenaamde slangenolie verkochten als remedie tegen vele klachten.
Vooralsnog lijkt de technische commissie die de Europese norm voorbereidt niet erg onder de indruk. Wat de indeling in plantengroepen betreft, wordt het commentaar uit Nederland niet geaccepteerd. Het argument is dat de overkoepelende Mestverordening geen melding maakt van het groeperen van gewassen. Ook het advies om een professioneel statisticus in te schakelen voor advies over de te hanteren betrouwbaarheid wordt kortaf in de wind geslagen. Met als argument dat de parameters zijn vastgesteld op basis van consensus onder experts.
Termorshuizen vindt de argumenten van de Europese technische commissie niet overtuigend en zacht gezegd nogal merkwaardig. „Onze bezwaren tegen de conceptnorm staan nog recht overeind en we zijn ons aan het beraden op wat we als onafhankelijke experts internationaal hiertegen kunnen doen.”