Toelating nieuwe gewassen moet op een nieuwe leest worden geschoeid
In de zomer van 2018 concludeerde het Europese Hof van Justitie dat nieuwe veredelingstechnieken onder hetzelfde toelatingsregime moeten vallen als dat wat geldt voor genetische modificatie. De toelatingseisen zijn zodanig streng dat zelfs grote agro-multinationals zich niet door de bureaucratische rijstebrijberg heen hebben weten te eten.
Gezien het potentieel van die nieuwe technieken voor duurzame ontwikkeling van het voedselsysteem, was in ieder geval een deel van de Europese commissie en het Europese parlement niet blij met deze juridische blokkade. Het Directoraat-Generaal Gezondheid, verantwoordelijk voor voedselveiligheid, kreeg opdracht om een uitweg te zoeken.
In april vorig jaar verscheen hun rapport met daarin de conclusie dat de huidige regelgeving not fit for purpose is. Momenteel loopt er een heel traject met public consultaties en overleg binnen de Europese Commissie en ergens in de eerste helft van 2023 moet er een voorstel op tafel liggen, waarover parlement en lidstaten moeten stemmen. Wat eruit komt aan regelgeving is niet te voorspellen, maar het is niet denkbeeldig dat er wederom een bureaucratisch monster wordt geproduceerd om recht te doen aan het voorzorgprincipe en (veronderstelde) verlangens naar transparantie.
Diffuus
Hou daar toch mee op, zeggen vrij vertaald de wetenschappers in hun bijdrage (helaas, betaalmuur) waaronder de Wageningse hoogleraar Ken Giller, aan in het wetenschappelijke tijdschrift Science. In de jaren tachtig had het misschien nog zin om een onderscheid te maken tussen klassieke veredeling en genetische modificatie - het inbrengen van soortvreemd erfelijk materiaal. Waarbij klassieke veredeling als veilig geldt, omdat we daar al zo lang ervaring mee hebben. Maar ruim dertig jaar en vele nieuwe ontwikkelingen verder, is dat onderscheid wetenschappelijk niet meer verdedigbaar. Het onderscheid is veel diffuser geworden.
Om te beginnen verschuift het begrip klassiek in de veredeling. Natuurlijk worden er nog steeds expedities uitgevoerd op zoek naar interessante eigenschappen bij natuurlijke en gedomesticeerde variëteiten van een gewas. Steeds vaker echter maken bedrijven ook gebruik van grote en groeiende databestanden waarin het genoom (de erfelijke kaart) van gewassen en hun variëteiten zijn opgeslagen en steeds vaker ook zijn gekoppeld aan de uiterlijke kenmerken (fenotype). Het is nu nog niet zover, maar de mogelijkheid om gewassen te ontwerpen aan de tekentafel is geen science fiction meer (zie ook Vork 4/2021)
Gerichte veranderingen
Tegelijkertijd zien we een verschuiving in de genetische technieken die worden gebruikt. In de tijd van genetische modificatie werden soortvreemde genen ingebracht, die op een vrij willekeurige manier in het genoom terecht kwamen. Er was een betrekkelijk kleine kans op onbedoelde veranderingen, die nadelig uit zouden kunnen pakken voor de gezondheid een allergische reactie bijvoorbeeld of voor het milieu. Er werd natuurlijk op getest, maar met de gebruikte methoden kon je niet alle onbedoelde veranderingen uitsluiten.
Bij de moderne veredelingstechnieken wordt gebruik gemaakt van site-directed nucleases, enzymen die heel gericht een enkel DNA-basenpaar kunnen veranderen (puntmutatie) of een of meer genen kunnen verwijderen of toevoegen. Vrij algemeen wordt ervan uitgegaan dat deze veranderingen veilig zijn, omdat er geen soortvreemde genen op willekeurige plaatsen worden ingebracht. In een aantal landen is of wordt deregelgeving zelfs afgestemd op de gedachte dat een enkele verandering in een basenpaar (een puntmutatie) geen risico op zal leveren, omdat dat ook met grote regelmaat van nature gebeurt.
Toch is zon puntmutatie niet geheel zonder risico, schrijven de onderzoekers. Als die op een specifieke plek gebeurt (een stopcodon) kan die ertoe leiden dat er een stap in een reeks enzymreactie wordt ontregeld. Daardoor kan een ongewenste reactie plaatsvinden met mogelijk negatieve gevolgen voor gezondheid of milieu. Daarom citeren de onderzoekers met instemming een rapport van de Amerikaanse National Academies of Science, Engineering and Medicine uit 2016, waarin staat dat de grootte en de reikwijdte van een genetische verandering weinig relevant is voor het eventuele biologische effect en bijgevolg ook voor het risico voor mens en milieu.
Arsenaal
Omdat de grens tussen moderne en klassieke veredelingstechnieken steeds diffuser wordt, wordt de regelgeving inderdaad steeds minder fit for purpose. Als alternatief stellen de onderzoekers een procedure voor waarbij fysische en biologische eigenschappen van een nieuwe variëteit de doorslag geven bij de vraag of de betreffende variëteit al dan getest moet worden op veiligheid voor mens en milieu. Daarvoor wordt het hele -omics arsenaal ingezet.
Om te beginnen wordt het genoom van de nieuwe variëteit vergeleken met dat van een paar bestaande variëteiten die al op grote schaal worden geteeld (genomics) en naar de chemische veranderingen in het DNA (epigenomics). Ook wordt gekeken naar de hoeveelheid en kwaliteit van RNAs die de blauwdruk vormen voor eiwitten (transcriptomics); naar de eiwitten zelf (proteomics) en de stoffen die worden gemaakt (metabolomics).
Als er geen verschillen zijn tussen bestaande variëteiten en de nieuwe variëteit of alleen verschillen waarvan we weten dat ze geen effect zullen hebben op gezondheid en milieu, dan hoeft die variëteit geen veiligheidstest te ondergaan. Is er sprake van bekende verschillen die mogelijk effect kunnen hebben op gezondheid en milieu dan moet de nieuwe variëteit wel getest worden. Hetzelfde geldt voor verschillen waarvan we nog niet weten wat ze inhouden.
Publieke participatie
Nadrukkelijk melden de onderzoekers dat hun benadering s een eerste aanzet is om te komen tot een logischer beoordeling van nieuwe gewasvariëteiten. Er zijn nog veel vragen onder andere over de kosten. De onderzoekers verwachten dat de -omics technieken de komende jaren nog fors in prijs zullen dalen tot minder dan 5000 dollar voor een volledige screening.
Zelfs dan blijft de vraag wat er allemaal nodig is om alle nieuwe variëteiten die jaarlijks worden aangeboden voor opname in de Rassenlijst te screenen. Dat zijn er zon 1000 per jaar. De onderzoekers erkennen dat de nieuwe screeningstechnieken kunnen leiden tot onder- of overregulering bij de toelating van nieuwe variëteiten, dus daar moet inderdaad nog goed naar worden gekeken.
Een belangrijke vraag is ook wie vast moet stellen welke mate van verschil tussen bestaande en nieuwe variëteit(en) bepalend is voor het al dan niet ondergaan van een uitgebreidere toelatingsprocedure. De onderzoekers schrijven dat we niet dezelfde fout moeten maken als indertijd bij de introductie van genetische modificatie door het publiek er niet bij te betrekken. Weliswaar kleven er nadelen aan alle vormen van publieke participatie, maar zelfs al is het proces niet perfect, dan is het altijd nog beter dan geen publieke participatie.
Foto: De eerste genetisch geredigeerde tomaat uit Japan (Sanatech)