Konijnenplaag Australië begon als een perfect storm
It was like a perfect storm, zegt Joel Alves, een van de auteurs van een recent verschenen artikel over de oorsprong van de konijnenplaag in Australië, in het blad Science. Op basis van genetisch onderzoek stelde hij met collegas vast dat de tweehonderd miljoen konijnen allemaal afstammen van een enkele bron.
Het begon ermee dat een aantal konijnen, bestemd voor de Britse kolonist en hartstochtelijk konijnenjager Thomas Austin, eerder in Zuid-Engeland in het wild gevangen waren. Aan boord van het schip dat hen in 1859 naar Australië bracht, vermengden ze zich met de tamme konijnen. Dat leverde een konijnenras op dat beter bestand was tegen de Australische omstandigheden dan de konijnen die bij eerdere gelegenheden naar de Britse kolonie waren gebracht.
Een bijkomend voordeel was dat halverwege de negentiende eeuw ook de omstandigheden verbeterd waren, althans voor konijnen. Delen van de Australische outback waren getransformeerd tot weidegebieden. Bovendien werd er intensief gejaagd op een groot deel van de dieren die wel een konijntje lusten, zoals slangen, vleesetende buideldieren en dingos, om de veestapel te beschermen.
De gevolgen zijn bekend. Vijf jaar na de introductie pochte Austin dat er niet minder dan 20.000 konijnen op zijn land waren gedood, onder meer tijdens jachtpartijen met Britse edellieden, waaronder de zoon van koningin Victoria. Vandaag de dag telt het continent nog steeds zon 200 miljoen konijnen, ondanks verwoede pogingen om de konijnen uit te roeien met het myxoma-virus. Vergeefs, omdat resistente konijnen de voorlopige winnaar zijn gebleken in een ongekende evolutionaire wapenwedloop.
Hoewel vele vingers al naar Thomas Austin en zijn geïmporteerde konijnen wezen, was er altijd nog discussie over de oorsprong van de Australische konijnplaag. David Peacock bijvoorbeeld, een ecoloog aan de Universiteit van Adelaide, stelde dat er drie genetisch verschillende clusters zijn, hetgeen erop zou duiden dat de konijnen op diverse plekken en tijdstippen zijn geïntroduceerd.
Uit het recent gepubliceerde onderzoek van Alves en collegas blijkt dat er inderdaad nog twee andere soorten voorkomen in de buurt van Sydney, die niet genetisch verwant zijn aan de konijnen die door Austin zijn geïmporteerd en uitgezet. De overgrote meerderheid van de 187 onderzochte konijnen, deelt echter dezelfde voorouders, in casu de mix van tamme en wilde konijnen, die aan boord van het schip is ontstaan en beter bestand was tegen Australische omstandigheden dan de tamme konijnen die vanaf 1788 werden ingevoerd.
De Australische konijnenplaag is een afschrikwekkend voorbeeld van de introductie van exoten in een omgeving met weinig of geen natuurlijke vijanden, maar lang niet het enige. Terwijl we in Nederland langzamerhand de bisam- of muskusrat onder de duim beginnen te krijgen in 1904 in Tsjechië geïntroduceerd als pelsdier, in 1938 voor het eerst hier gesignaleerd neemt andere invasieve exoten, zoals reuzenberenklauw, Japanse duizendknoop en nijlgans in aantallen en verspreiding gestaag toe.
Er is Europese wetgeving die de lidstaten verplicht om die exoten uit te roeien of zoveel mogelijk te beheren, maar als ik uit mijn raam kijk komt daar weinig van terecht. Daar zie ik een koppel nijlganzen dat drie broedsels per jaar produceert van elk zon 8 a 9 jongen. Het overgrote deel daarvan overleeft aanslagen door ratten, reigers en ooievaars en zelfs de winter. Ze fokken nagenoeg als konijnen, zodat je onderhand wel van een plaag mag spreken.
Foto: Konijnen rond een waterbron op Wardang Island tijdens een experiment met myxoma-virus. Bron: Nat. Archief Australie