Grote dieren verzachten klimaatopwarming
Biologen van de Oxford universiteit onderzochten de rol van grote dieren als olifanten, neushoorns, giraffen, bizons en elanden bij koolstofopslag, albedo (reflectie van de zon) en vuurregimes.
Grazende herbivoren verspreiden zaden, eten groen en bemesten de bodem. Die activiteiten versterken het ecosysteem en verhogen de koolstofopslag in de bodem, wortels en bovengrondse plantendelen. Door dit alles komt er minder CO2 in de lucht.
Tijdens het grazen vertrappen de dieren vegetatie en verlagen de dichtheid van struiken en bomen. De ontstane open plekken zijn bleker en weerkaatsen meer zonlicht, waardoor de aarde ter plekke iets afkoelt in plaats van opwarmt.
Minder natuurbranden
Bij natuurbranden verdwijnt koolstof dat is opgeslagen in bomen naar de atmosfeer als broeikasgas. Wilde grote grazers verminderen de kans op branden door struikgewas en ander houtig groen aan te vreten dat anders vlam kan vatten. Door vertrapping ontstaan paden en gaten in de vegetatie. Die corridors verlagen het risico op verspreiding van het vuur.
Dieren kunnen ook ecosystemen helpen aanpassen aan klimaatverandering. Dat gebeurt bijvoorbeeld in toendras. Daar houden ze houtige opstand laag, waardoor de groei van lokale bloeiende planten en grassen wordt gestimuleerd. Doordat er meer bodem is blootgesteld aan koude lucht, blijft de permafrost langer intact en vervliegt er geen koolstof naar de atmosfeer. Herintroductie van bizons en andere grote grazers in arctische gebieden kunnen daarom lokaal een belangrijke rol spelen om klimaatverandering in te dammen, aldus de onderzoekers.
Beeld: Andreas Göllner.