Column: Autoriteiten struikelen straks over elkaar heen
Nederlanders laten zich er graag op voorstaan dat ze behoorlijk anti-autoritair zijn, zeker vergeleken met hun ooster- en zuiderburen. Maar als het een beetje moeilijk wordt, klinkt al snel de roep om een autoriteit of een commissaris. En dan bij voorkeur in combinatie met iets van Delta. Ook landbouw en platteland ontkomen niet aan de roep om autoriteiten, maar draagt dat ook iets bij aan duurzame ontwikkeling van het landelijk gebied.
In het voorjaar werd gevraagd om een Landschapscommissaris, die een route uit moet zetten voor de duurzame ontwikkeling van de landbouw, liefst voor een periode van 30 tot 50 jaar. Een paar jaar eerder pleitte het Planbureau voor de Leefomgeving voor een Autoriteit, die een wetenschappelijk onderbouwd ecologisch oordeel zou moeten geven over de invloed van stikstof op de kwaliteit van natuurgebieden. Eerst wilde minister Schouten daar niets van weten, maar tijdens het debat over de landbouwbegroting vorige week zei ze dat er op dit moment wordt gewerkt aan de invulling van een ecologische autoriteit.
Vorige week verscheen ook het advies van de Raad voor leefomgeving en infrastructuur over Boeren met toekomst met daarin een pleidooi voor een wat ik maar even Autoriteit duurzame landbouw noem. Een onafhankelijke autoriteit die bedrijven certificeert voor een bepaald niveau van duurzaamheid aan de hand van criteria zoals waterstand en -kwaliteit, nutriëntenverlies, bestrijdingsmiddelen, broeikasgassen, natuur en landschap. En het welzijn van dieren en werknemers - in die volgorde.
Landgebruik
Het lijkt voor de hand liggend, de roep om een autoriteit, maar is het dat ook? We leven met 17 miljoen mensen op net aan 4 miljoen hectare dus conflicten over landgebruik zijn onvermijdelijk. Conflicten tussen projectontwikkelaars die willen bouwen, bedrijven die energieparken en data- en distributiecentra willen vestigen, boeren die land nodig hebben voor de productie van voedsel en agrarische grondstoffen en natuurorganisaties die ruimte nodig hebben voor kwartel en korhoen. En dan zijn er ook nog mensen die in het landelijk gebied willen wonen en/of recreëren.
Tegelijkertijd hebben we te maken met een aantal uitdagingen waarvan we de omgang en reikwijdte nog niet of nauwelijks kennen. Een voedselcrisis bijvoorbeeld waardoor 3 a 4 miljard mensen in de wereld zich geen gezonde maaltijd kunnen permitteren. Ook het uitfaseren van fossiele grondstoffen gaat een fors beroep doen op de landbouw als leverancier van bouwmaterialen en van grondstoffen voor de chemische industrie.
Ook hebben we te maken met klimaatverandering. Aan de ene kant dwingt dat tot het reduceren van de uitstoot van broeikasgassen (mitigatie), aan de andere tot aanpassen van gewassen en teeltmethoden aan verschuivende klimaatzones. Verder wordt er nog steeds teveel reactieve stikstof geloosd naar lucht, water en bodem. Die emissies en veranderingen in het landgebruik vormen tenslotte een aanslag op natuur, landschap en biodiversiteit.
Gouden eeuw
Geen geringe uitdagingen dus, maar gelukkig staan we aan de vooravond van een nieuwe gouden eeuw voor de agronomie (dixit Ken Giller). Nieuwe inzichten op het gebied van bodembiologie en gewasecologie in combinatie met moderne techieken als gene editing en precisielandbouw maken het mogelijk om de opbrengsten in land- en bosbouw fors te verhogen en de impact op milieu en natuur drastisch te verminderen.
Met wetgeving kan bijvoorbeeld de uitstoot van verontreinigende stoffen aan banden worden gelegd. Heffingen kun je gebruiken voor het stimuleren van technieken om de uitstoot nog verder te verminderen. Een opnieuw op te richten Dienst Landbouwvoorlichting kan een belangrijke rol spelen als intermediair tussen boer en kennisinstituten. Het grote voordeel van wetgeving is dat anders dan bij uitkopen of onteigenen - niet alleen Natura2000-gebieden daar baat bij hebben, maar heel Nederland.
Certificering op basis van bovenwettelijke eisen zoals biologische landbouw of on the way to planet proof blijft mogelijk, maar dan op basis van vrijwilligheid. Verplichte certificering, zoals voorgesteld door de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur leidt vermoedelijk tot nog meer regels en een autoriteit die zich verliest in micromanagement.
Gebiedsgericht
Voor gebiedsgericht beleid hebben we evenmin een autoriteit nodig. We kunnen prima uit de voeten met de instrumenten voor ruimtelijk beleid, die indertijd door het kabinet Balkenende in de bezemkast zijn gezet. Een Zesde Nota Ruimtelijke Ordening bijvoorbeeld, die zich vertaalt in structuurvisies en in streek- en bestemmingsplannen voor het toewijzen van functies aan gebieden.
Voor het buitengebied kun je denken aan een indeling op basis van bodemvruchtbaarheid en waterhuishouding tussen hoogproductieve land- en bosbouw, laagproductieve landbouw in combinatie met de levering van maatschappelijke (zorg, recreatie) en ecologische diensten, zoals waterberging, koolstofopslag of in standhouden van cultuurlandschappen. Een opnieuw op te richten Dienst Landelijk Gebied kan de verschillende actoren ondersteunen bij de inrichting c.q. herverkaveling van gebied op basis van nationaal vastgestelde uitgangspunten.
De vraag blijft dus waarom je de hulp in zou roepen van een ecologische autoriteit of een autoriteit duurzame landbouw als je kunt beschikken over klassieke democratische instrumenten om de belangen en conflicten die spelen in het landelijk gebied aan te pakken. Is zon autoriteit niet vooral bedoeld om een in wezen politiek proces te depolitiseren en een bepaalde opvatting van duurzame ontwikkeling door te drukken? Dat zou een slechte zaak zijn, want duurzame ontwikkeling is iets waarover we met zijn allen in gesprek moeten blijven. Of is de roep om een autoriteit een zwaktebod, dat voortkomt uit het niet functioneren van ons democratisch proces? Als dat zo is, moeten we misschien daar eens wat aan gaan doen.
Beeld: Keystone Cops (1914) Mack Sennett Studios