Column: Scoubidoutouwtjes
Wie kent ze nog, de scoubidoutouwtjes? In 2004 waren de plastic veters even een rage, tot de kinderpret werd bedorven door verhalen over de mogelijke hormonale invloed van de weekmakers (ftalaten) in het plastic. Als je er al geen kanker van kreeg, zou je waarschijnlijk wel onvruchtbaar worden dan wel gestoord in je cognitieve of motorische ontwikkeling. Het bleek een storm in een glas water. Voor een artikel in Trouw zocht ik indertijd uit hoe het zat en daaruit bleek dat de hoeveelheden waaraan touwtjes sabbelende kinderen werden blootgesteld niet in de buurt kwamen van de doses waarbij gezondheidseffecten kunnen optreden.
Bestrijdingsmiddelen
Hetzelfde geldt waarschijnlijk voor de blootstelling aan andere hormoonverstorende stoffen. Begin dit jaar bijvoorbeeld kwam het Pesticide Action Network met een gids voor consumenten over de invloed van bestrijdingsmiddelen op onze hormoonhuishouding. Als je deze activisten moet geloven, dan mogen we blij zijn dat er überhaupt nog kinderen worden geboren, zo groot zijn de hoeveelheden waaraan we volgens hen worden blootgesteld. Helaas bevat de gids geen cijfers over de mate van blootstelling en vergeten de makers te vermelden dat ook biologische producten van nature hormoonverstorende stoffen bevatten. Evenmin vermelden ze dat de Europese Voedselautoriteit (EFA) een richtlijn heeft opgesteld voor de beoordeling van bestrijdingsmiddelen op hun hormoonverstorende werking
Uit de bocht
Van activisten kun je zoiets verwachten, natuurlijk, maar ook wetenschappers die onderzoek doen naar hormoonverstorende stoffen vliegen weleens uit de bocht. Een recent voorbeeld is een Amerikaanse studie naar het effect van weekmakers op de gezondheid van mensen tussen de 55 en 64 jaar. Daaruit zou blijken dat er jaarlijks meer dan 90.000 voortijdige doden zijn te betreuren door blootstelling aan weekmakers in onder meer verpakking, vloerbedekking, bouwmaterialen en cosmetica. Het voortijdig overlijden van al die mensen leidt tot een economische schade van naar schatting 40 tot 47 miljard dollar. Hoewel er meer onderzoek nodig is, vormen deze schokkende cijfers voor de auteurs voldoende aanleiding om aan te dringen op strengere wetgeving.
In een heerlijk artikel op de website van de American Council on Science and Health fileert milieutoxicoloog Susan Goldhaber de opzet van de studie en relativeert ze de vergaande conclusies. Om te beginnen hebben we hier niet te maken met een gerandomiseerd onderzoek met controlegroep (de gouden standaard in de biowetenschappen en geneeskunde), maar met een bevolkingsonderzoek. Dat heeft zo zijn nadelen met als belangrijkste dat je er geen conclusies aan kunt verbinden over oorzaak en gevolg.
Wankele data
Van ruim 5000 volwassen zijn ftalaten in de urine gemeten. Op basis van de gevonden hoeveelheden werden ze ingedeeld in drie categorieën: laag, middel en hoog. Vervolgens is tot 2015 gekeken in de nationale database met overlijdensgegevens waaraan (een deel van) die mensen was overleden. De resultaten die daaruit kwamen, zijn vervolgens geëxtrapoleerd naar alle Amerikanen in die leeftijdscategorie. Vandaar die meer dan 90.000 voortijdige overlijdensgevallen.
Volgens Goldhaber kun je de nodige vraagtekens zetten bij het feit dat het gehalte aan ftalaten in de urine slechts een keer is gemeten bij de proefpersonen. Omdat die stoffen een levensduur hebben van enkele dagen is een enkele meting geheel niet representatief voor langdurige blootstelling. Op de tweede plaatsen zijn verklaringen van overlijden vaak weinig accuraat en ontbreken vaak onderliggende gezondheidscondities die hebben bijgedragen aan het voortijdig overlijden.
Correlatie is geen causatie
Een fundamenteler bezwaar tegen de vergaande gevolgtrekkingen in de studie is zoals gezegd - dat je bij deze opzet nooit kunt bewijzen dat weekmakers de oorzaak zijn van alle ellende. Correlatie is geen causatie, zoals Goldhaber stelt. Een verband tussen twee verschijnselen betekent nog niet dat het ene door het andere wordt veroorzaakt. Er kunnen andere factoren een rol spelen, zoals de valkuil van de derde oorzaak.
Een klassiek voorbeeld is het verband tussen het aantal ijsjes dat wordt verkocht en het aantal gevallen van verdrinking. Dat betekent niet dat je een grotere kans loopt op verdrinken door het eten van een ijsje. Wel dat beide verband houden met de buitentemperatuur. Naarmate het warmer wordt eten mensen meer ijsjes, maar gaan ze zich ook vaker te buiten aan activiteiten op of in het water.
Het kan ook zijn dat twee variabelen helemaal niets met elkaar te maken hebben, de valse correlatie. Zo is de consumptie van mozarella per hoofd van de bevolking sterk gecorreleerd met het aantal afgestudeerden in de weg- en waterbouwkunde, maar dat betekent nog niet dat je je ingenieursdiploma kunt halen door het eten van heel veel zachte Italiaanse buffelkaas. Fraaie voorbeelden van zulke valse correlaties zijn te vinden op de website van
Tyler Vigen, die er ook een boek over schreef.
Verstopt
Naast deze fundamentele bezwaren hebben de onderzoekers ook nog een paar bochtjes afgesneden in hun weergave van de resultaten. In hun artikel benadrukken ze het volgens hen significante verband tussen de hoeveelheid ftalaten in de urine en hart- en vaatziekten als oorzaak van overlijden. Verstopt in de bijlagen melden ze dat ze de gegevens eruit hebben gegooid van mensen, waarvan bekend was dat ze aan hart- en vaatziekten leden ten tijde van de urinemeting. Immers de kans dat zij daaraan overlijden, is een stuk groter dan gemiddeld. Wat ze niet vermelden, noch in de discussie noch in de samenvatting, is dat daarmee ook het verband tussen hart- en vaatziekten en ftalaten niet significant meer was.
Korrels zout
Al met al concludeert Susan Goldhaber, de milieutoxicoloog dat de onderzoekers een veel te grote broek aan hebben getrokken als ze stellen dat op basis van hun resultaten de wetgeving voor hormoon verstorende stoffen moet worden aangescherpt. Op zijn best suggereren de data dat er een potentieel verband is tussen blootstelling aan bepaalde ftalaten en voortijdig overlijden, maar de kans is groter dat er een derde factor in het spel is. Bijvoorbeeld dat de hogere blootstelling aan ftalaten is gerelateerd aan het vaker eten van in plastic verpakte, bewerkte voedingsmiddelen die gemiddeld genomen een hoger zoutgehalte hebben. Genoeg in ieder geval om vergaande uitspraken over hormoonverstorende stoffen in plastics, bestrijdingsmiddelen of waar dan ook met een paar korrels zout te nemen.
Foto: Arpege94, CC BY-SA 4.0