Internationale handel maakt landbouw efficiënter
Nederland is een van de grootste vleesexporteurs ter wereld, dankzij veevoer dat voor een groot deel van de andere kant van de wereld wordt aangevoerd. Pleitbezorgers van lokale voedselproductie spreken er schande van, maar dat ligt aanzienlijk genuanceerder.
In een uitvoerige studie in Nature Food analyseerde een groep onderzoekers, waaronder Oene Oenema en Gerard Velthof van de Universiteit Wageningen, de internationale handel van mensen- en dierenvoer van 1960 tot 2017. Ze bepaalden van ruim 240 landen hoe efficiënt de productie van gewassen en dieren daar was, wat betreft het beslag op land, en het gebruik van kunstmest en voer.
Vervolgens inventariseerden ze in hoeverre internationale handelsstromen gingen van landen met een hoge, naar landen met een lage efficiëntie, wat zich vertaalt in een hogere efficiëntie van de landbouw als geheel.
Met de productie van calorieën als criterium, was het effect licht negatief: opgeteld over de jaren 1960-2017, had dat zonder handel met 8,7 miljoen vierkante kilometer akkers minder gekund. Echter, met de productie van eiwitten (proteïnen) als criterium, maakte de handel de landbouw juist efficiënter: dit heeft 22,7 miljoen vierkante kilometer landbouwgrond, en 480 miljoen ton stikstof in kunstmest uitgespaard.
Slechts drie landen, namelijk Nederland, Nieuw-Zeeland en Duitsland namen 80% van de mondiale export van vee voor hun rekening, en omdat die hun dieren zo effectief vetmesten dat ze meer vlees op de botten hebben dan in de meeste andere landen, spaart dit ook dierenlevens: het afgelopen decennium oplopend tot 17 miljoen per jaar.
Foto: Graanoverslag Rotterdamse haven
Tekst: Arnout Jaspers