Verschrompelde penissen en minder zaadcellen
Onlangs was het onderwerp spermacellen en chemicaliën weer eens voorpaginanieuws, schrijft Tim Moss in The Conservationist. Professor Shanna Swan, een Amerikaanse epidemioloog, die de milieu-invloeden op de menselijke ontwikkeling bestudeert, publiceerde recentelijk een nieuw boek genaamd Countdown. Daarin oppert ze dat het aantal spermacellen in het jaar 2045 het nulpunt zou kunnen bereiken. Shanna Swan wijst in haar boek dat de dreiging van deflatie van de mannelijke voorplantingspotentie grotendeels uit de hoek komt van milieuverontreinigende stoffen, die worden gebruikt bij de fabricage van alledaagse producten: ftalaten en bisfosfenol A (BPA) uit plastics, en per- en polyfluoralkylstoffen (PFAS). De meeste echtparen die zwanger willen worden, moeten volgens haar straks een beroep doen op ondersteunende voortplantingstechnieken. In haar rapport waarschuwt ze echter ook dat deze chemicaliën de penis verkleinen. Dergelijke buitengewone beweringen vereisen buitengewoon bewijsmateriaal, maar dat bewijs is volgens Moss niet sterk genoeg. Correlatie is namelijk niet gelijk aan oorzakelijk verband. Epidemiologen vinden wel vaker verbanden tussen ziekte en mogelijke factoren die kunnen bijdragen aan de ziekte, zoals longkanker en roken, maar de onderzoeken kunnen vaak de oorzaken van ziekten niet identificeren. Wanneer twee factoren met elkaar geassocieerd zijn, betekent dit niet direct niet dat de ene factor de oorzaak of gevolg is van de andere factor.
Gewasbeschermingsmiddelen
Een artikel geschreven door milieuactiviste Erin Brockovich in The Guardian in maart begint met een verwijzing naar hormoon verstorende chemicaliën die de vruchtbaarheid reduceren, waaronder sommige stoffen in gewasbeschermingsmiddelen. Een oorzakelijk verband is echter nog lang niet vastgesteld. Het lijkt evenwel aannemelijk, gezien het beschikbare bewijsmateriaal, om te verwachten dat chemicaliën, zoals BPA en PFAS, de hormoonfunctie in ons lichaam beïnvloeden en dus ook een negatieve impact op de voortplanting kunnen hebben bij mannen en vrouwen. Er is echter geen onweerlegbaar bewijs.
Toch zijn er wel aanwijzingen dat chemische bestanddelen, die ook in gewasbeschermingsmiddelen zitten, hormoon verstorende eigenschappen hebben. Het EU-agentschap voor chemische stoffen ECHA stelde vorig jaar dat mancozeb aantoonbaar schade oplevert aan het voortplantingssysteem (een plausibele oorzaak van Parkinson). Vanaf juni 2021 zijn daarom alle autorisaties voor het gebruik van mancozeb in de Europese Unie ingetrokken.
Het andere landbouwmiddel met mogelijke hormoonverstoorders is thiophanate-methyl. Een schimmelmiddel, waarvan bekend is dat het bij mensen het DNA kan veranderen. Een bijproduct van thiophanate-methyl is carbendazim dat de chromosomen verstoort en misvormingen bij de foetus veroorzaakt. Een peer-review van de EFSA (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid) heeft evenwel geconcludeerd dat thiofanaat-methyl geen invloed had op de voortplanting, vruchtbaarheid of ontwikkeling in twee-generatie voortplantings- en ontwikkelingstoxiciteitsonderzoek bij ratten. De onkruidverdelger pendimethalin kan bij blootstelling bij mensen leiden tot veranderingen in schildklierhormoon. De EFSA concludeerde wederom in een peer-review dat er geen risicos. Het schimmelmiddel tebuconazole wordt ervan verdacht dat het schadelijk is voor de voortplanting, maar dit is nooit onomstotelijk bewezen. Het bewijs dat bestrijdingsmiddelen een direct effect hebben op de vruchtbaarheid en specifieker van zaadcellen is, behoudens mancozeb, niet overtuigend. Laat staan dat het mannelijk geslachtdeel in grootte geaffecteerd wordt.
Selectieve rapportage
In 2017 publiceerden Swan en enkele collega's een uitgebreide overzichtsstudie waaruit blijkt dat tussen 1973 en 2011 het aantal spermacellen van mannen klaarblijkelijk is gedaald met 59,3 procent. Dit onderzoek vormde de basis van het betoog dat Swan maakt in haar boek Countdown en dat te zien was volgens Tim Moss in verschillende media. Wat niet vaak wordt vermeld, is het feit dat de onderzoekers alleen een afname van het aantal zaadcellen constateerden bij groepen mannen uit Noord Amerika, Europa, Australië en Nieuw Zeeland, maar niet bij groepen van mannen uit Zuid-Amerika, Azië of Afrika. Toen Swan en haar collega's de gegevens van alle landen combineerden, zagen ze een daling. Moss wijst erop dat dit kwam omdat in de studies de Westerse mannen zwaarder mee werden gewogen dan de mannen elders in de wereld. Domweg omdat er meer studies naar Westerse mannen met meer Westerse deelnemers waren uitgevoerd. Swan en haar collegas probeerden naarstig om de wetenschappelijke vooringenomenheid bij het uitvoeren van de studie te vermijden. Echter, Moss zag wel dat er een aantal imperfecties in de bovenstaande studie zijn geslopen die van invloed kunnen zijn op de resultaten van de studie naar spermacellen wereldwijd. Bijvoorbeeld: Selection bias (gerelateerd aan hoe in een studie deelnemers worden gekozen), publication bias (een gevolg van de aandrang bij onderzoekers om alleen waarnemingen te rapporteren waarvan zij denken deze van belang zijn) en andere beperkingen van de oorspronkelijke studies die als basis dienden voor hun onderzoek.
Vele studies uit verschillende delen van de wereld laten toch wel een daling zien van het aantal zaadcellen. Hetgeen natuurlijk verontrustend is, maar de wetenschappelijke wereld begrijpt nog niet wat de daadwerkelijke redenen voor deze schijnbare daling zijn. Door de schuld aan de chemicaliën in het milieu en landbouw geven, ziet men andere belangrijke factoren over het hoofd zoals chronische ziekte, voedingsgewoonten en obesitas. Factoren waar mensen zelf iets aan kunnen doen om hun vruchtbaarheid te verbeteren.
Probleem met extrapolatie
De studie van Swan uit 2017 komt er in feite op neer dat er een rechte dalende lijn getrokken kan worden tussen het aantal spermacellen van groepen mannen in verschillende periodes tussen 1973 en 2011. Dat er een rechte lijn door de gegevens kan worden getrokken, rechtvaardigt nog niet de extrapolatie van die lijn voorbij de vroegste en laatste datapunten. Het is volgens Moss onwetenschappelijk om aan te nemen dat er trends in gegevens bestaan buiten het bereik van de waarnemingen.
De wetenschap weet dat het aantal zaadcellen van mannen in de vroege jaren 40 rond de 113 miljoen spermacellen per milliliter sperma was. Dat is aanzienlijk minder dan de inaccurate schatting van 140 miljoen zaadcellen, die krijg je namelijk wanneer je de cijfers van Swan's onderzoek terugwaarts extrapoleert. Concluderen dat het aantal spermacellen nul zal bereiken in 2045, gebaseerd op een voorwaartse extrapolatie van de beschikbare gegevens, is daarom logischerwijs onjuist.
Toen Swan op de bekende Amerikaanse nieuwswebsite Axios vertelde, dat als je naar de curve van spermatelling kijkt en deze vooruit projecteert, je in 2045 een nulpunt bereikt, droeg ze naar de mening van Moss in feite bij aan een ongerechtvaardigde en onwetenschappelijke interpretatie van haar gegevens; alhoewel ze wel erkende dat het riskant was om op deze manier te extrapoleren.
Ideologische overtuiging
Helaas wordt deze voorzichtigheid maar al te vaak niet in acht genomen. Brockovich schrijft bijvoorbeeld: "Dit zou betekenen geen baby's. Geen voortplanting. Geen mensen meer." Dat is echter overdreven, want echte wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt. Richard Sharpe is verbonden aan de Medical Research Council van de Universiteit van Edinburgh en een van 's werelds meest vooraanstaande endocrinologen. Hij is de onderzoekswetenschapper die in de jaren negentig aan de wieg stond van het begrip en de studie van hormoon ontregelende chemische stoffen.
In een review naar onder meer Swans werk zegt kanker epidemioloog Geoffrey Kabat in New York Times dat Sharp in de loop der jaren, na deelname aan en beoordeling van honderden studies over EDCs (Endocrine-Disrupting Chemicals), ervan overtuigd is dat de veronderstelling dat hormoon ontregelende chemische stoffen en negatief effect hebben de voorplanting een vooralsnog verkeerde aanname is. Het is een ideologische overtuiging niet gebaseerd op wetenschap. In een gesprek met The Guardian benadrukte hij de betreurenswaardige mate van onze onwetendheid over het scala van factoren die van invloed zijn op een gezonde mannelijke reproductieve ontwikkeling als gevolg van een gebrek aan investeringen in onderzoek. Sharp zegt: We hebben een kritisch massa van wetenschappers nodig om uit te zoeken wat er gebeurt en waarom het gebeurt. Helaas hebben we die nog niet. Er wordt niet genoeg onderzoek gedaan. Gezien het feit dat we nog steeds niet weten welke levensstijl, dieet of chemische blootstelling deze daling hebben veroorzaakt, moeten de onderzoeksinspanningen om deze oorzaken te identificeren, worden verdubbeld en moet er niet worden vooruitgelopen op de oorzaak.
Het standpunt van Sharp is volgens Kabat de algemene consensus en niet die van Swan of zoals professor Allan Pacey van de Sheffield University opmerkte: "Bijna elk aspect van het moderne leven, van mobiele telefoons tot roken en orale voorbehoedsmiddelen die het drinkwater verontreinigen, is schuldig bevonden aan het dalende aantal zaadcellen, maar er is geen overtuigend bewijs dat een van deze factoren het probleem is. Helaas is het nieuws van Swan spannender voor de media dan het standpunt van Sharp en anderen en de verkeerde narratief haalt de kranten.
De penis krimpt niet
Beweringen over krimpende penissen zijn naar de mening van Tim Moss duidelijk clickbaits. Slechts een enkele studie, van 383 jonge mannen uit de regio Veneto in Noordoost-Italië, koppelt volgens Moss de penisgrootte van mannen aan het soort chemicaliën, die Swan toeschrijft aan een dalend aantal zaadcellen. Binnen Veneto zijn er geografische zones met verschillende niveaus van PFAS verontreiniging. Een groep van 212 mannen, die leeft in gebieden met een hoge of gemiddelde PFAS-blootstelling en hoge gehaltes van deze chemicaliën in hun lichaam heeft, had een gemiddelde penislengte van 8,6 cm, ongeveer 10 procent minder dan het gemiddelde van een groep van 171 mannen uit een gebied zonder blootstelling (9,7 cm).
Moss geeft echter aan dat een paar aspecten van de Venoto studie afbreuk doen aan de betrouwbaarheid van de waarnemingen en of men deze kan veralgemeniseren naar andere populaties. Zo werden de mannen gegroepeerd op basis van waar ze woonden, niet waar ze geboren waren. Aangezien de grootte van geslachtsdelen wordt bepaald voor de geboorte, is de omgeving tijdens de zwangerschap van de moeder relevanter voor de penisgrootte dan waar de mannen woonden op het moment van het onderzoek. Sommige mannen zullen waarschijnlijk verhuisd zijn van hun geboorteplaats, maar hoeveel en waarheen en vanwaar ze verhuisd zijn, is onbekend.
Daarnaast zijn de niveaus van PFAS-blootstelling van de mannen in de verontreinigde regio's van Veneto extreem hoog, vanwege decennia van industriële vervuiling. Het is evenwel onbekend hoe het potentiële effect van dergelijke grote blootstellingen zich verhoudt tot kleinere en meer algemene blootstellingen aan verontreinigende stoffen. In de studie ontbreken ook details over de proefpersonen en de omstandigheden waaronder de metingen zijn verricht. Het is gebruikelijk om mensen uit te sluiten met aandoeningen die de uitkomsten van de studie kunnen beïnvloeden, zoals aangeboren afwijkingen. Het is echter niet duidelijk of dit in het onderzoek is gebeurd. Variabelen die van invloed zijn op metingen van de penis (zoals kamertemperatuur, lichaamshouding, en of de penis recht wordt gehouden of hangt) worden niet vermeld.
Geen catastrofale ineenstorting
Om penissen te laten krimpen moeten ze in de loop der tijd korter worden, hetzij op individuele of populatie basis. Er zijn echter geen rapporten te vinden over het mannelijk lid die korter worden als gevolg van milieuvervuiling. De beschikbare gegevens wijzen niet op een afname van de penisgrootte in de afgelopen decennia. Hoewel milieuvervuiling een dringende zorg is; bestaat er geen bewijs dat zou suggereren dat er een catastrofale ineenstorting van de menselijke reproductie en bijbehorende penisverkleining is. Dat is gelukkig een vrij onwaarschijnlijk vooruitzicht, vindt Tim Moss.
In een recentelijk Harvard rapport hebben Marion Boulicault, Sarah Richardson de beweringen over de dramatische menselijke sperma-afname, opnieuw het bewijs geëvalueerd van de meta-analyse van onder andere Shanna Swan. De onderzoekers van Harvard concluderen eveneens dat recente en dreigende dramatische dalingen van het aantal menselijke zaadcellen gebaseerd zijn op een aantal wetenschappelijk en ethisch problematische aannames. Het bewijs dat chemische stoffen in onder andere gewasbeschermingsmiddelen een directe impact hebben op de menselijke voortplanting kan volgens een breed gedragen wetenschappelijk narratief voorlopig dus in de prullenbak.
Beeld: PxhereDit artikel is een gedeeltelijk vertaling van Tim Moss in The Conversation Bronnen: The Conversation New York times EurekAlert