Landgoederen spelen nauwelijks een rol in voedselvoorziening
Bij zijn argumentatie gaat Brinckmann terug naar het oude Griekenland waar landgoederen een bijdrage leverden aan de voedselvoorziening van de steden en aan de inrichting van het platteland. Ook voert hij de 1800 landgoederen in Nederland op als de steunpilaren voor voedselvoorziening en behoud van het landschap.
Over de huidige landbouw is zijn oordeel kort. Die is industrieel van karakter, veronachtzaamt het milieu, is dieronvriendelijk, sterk vervuilend en een voorbeeld bij uitstek van onduurzaamheid. Al in het begin poneert hij deze typering zonder enige nuancering en daarna herhaalt hij die nog verschillende malen in het vervolg van het artikel. De bewijsvoering voor deze karikatuur ontleent Brinckmann aan statistieken op meganiveau en is volgens ons een typisch voorbeeld van how to lie with statistics.
Afgezien daarvan is de bevolking van Europa sedert de Griekse tijd minimaal tien maal zo groot geworden, terwijl het areaal dat in cultuur is gebracht dankzij modernisering van de landbouw, slechts verdubbeld is. Door de veel hogere productie per hectare is de voedselzekerheid van die veel grotere bevolking ook sterk toegenomen. Teruggaan naar de lage opbrengstniveaus van de Griekse tijd betekent dus chronische honger voor het overgrote deel van de Europese bevolking.
Megatrends
De stijging van opbrengsten per hectare is een van de zes megatrends van de landbouw die zich de laatste decennia aftekenen. Die eerste megatrend is dus de stijging van productiviteit: per hectare is die het vijfvoudige; per mensuur het honderdvoudige en - tegenintuïtief - per eenheid externe input (kunstmest, gewasbescherming) het drievoudige. De landbouw is dus niet alleen veel productiever geworden, maar ook veel schoner. De karikatuur waarmee Brinckmann zijn artikel begint, is daarom onjuist.
Verbreding
De tweede megatrend betreft de verbreding van doeleinden, niet alleen de productiviteit, maar ook milieu en landschapsdoelen moeten worden gediend . Daar wordt op diverse plekken met medewerking van de betrokken overheden aan gewerkt. De derde megatrend betreft het karakter van de landbouw. Die is niet meer puur ambachtelijk, maar veel meer gebaseerd op kennis en inzicht van de fysische , chemische, fysiologische en ecologische basisprocessen. De inzet van Best Ecological Means op basis van de combinatie van die inzichten en moderne technologie, leidt tot meer precisie en minder negatieve neveneffecten. Op dat terrein is nog veel winst te behalen.
Ketendenken
De vierde megatrend betreft het ketendenken. Van zaadje tot karbonaadje is alom geaccepteerd als beginsel en dankzij optimaliseren van de keten is er minder vervuiling en verspilling en ontstaan er minder onevenwichtigheden. De vijfde megatrend is de koppeling van de primaire productie aan preventieve gezondheid. De voedingswetenschap levert inzichten die de wijze van produceren sterk beïnvloeden en verbeteren, waardoor voedsel niet alleen veiliger is geworden, maar in potentie ook gezonder.
De zesde megatrend tenslotte is de biobased economy. De primaire productie levert daaraan een bijdrage in de vorm van geur- en smaakstoffen, farmaceutische producten en materialen. Die ontwikkeling neemt in het kader van de duurzame ontwikkeling een grote vlucht.
Bedrijfsterreinen
Bovenstaande megatrends doen zich overal voor en leveren vooral op de goede gronden een belangrijke bijdrage aan duurzame ontwikkeling van de landbouw. Tegelijkertijd moeten we ons realiseren dat het merendeel van de circa twintig bedrijfstakken in de landbouw niet grondgebonden is, maar wel een grote bijdrage levert aan de export in euros. Daarbij gaat het onder meer bloemen, tomaten en groente onder glas, tuinbouwzaden en paddenstoelen. Die bedrijfstakken kunnen goed functioneren op agrarische bedrijfsterreinen bijvoorbeeld in combinatie met het houden van varkens en kippen.
Als de grondgebonden landbouw zich concentreert op de goede gronden en daar hoge opbrengsten realiseert met weinig of geen milieubelasting, is er veel minder areaal nodig voor de productie van voedsel en agrarische grondstoffen. Daardoor komt veel grond beschikbaar die weliswaar minder geschikt is voor hoge productie, maar wel zeer geschikt voor het realiseren van andere maatschappelijke doelen, zoals handhaving van cultuurhistorische en natuurhistorische waarden, vergroting van natuurgebieden en het herstellen en vergroten van biodiversiteit.
Voedselzekerheid
De landgoederen die Brinckmann beschrijft, passen bij een extensieve landbouw met een hoge cultuur- en natuurhistorische waarde. Ze kunnen een functie vervullen bij het realiseren van een aantal maatschappelijke doelen, maar spelen vrijwel geen rol in de toekomstige voedselvoorziening. Brinckmanns pleidooi om overal weer terug te gaan naar laagproductieve systemen ondermijnt de voedselzekerheid, zorgt voor extra belasting van het milieu en laat geen ruimte voor natuur en biodiversiteit. Die aanpak is dus verre van duurzaam.
Zijn pleidooi is ook volledig in strijd met de doelstelling van het landbouwbeleid uit het beginselprogramma van de PvdA in de jaren zeventig: Een landbouw die zuinig omgaat met grond, grondstoffen en energie en een comparatief inkomen levert voor de beoefenaren. Als we met dat uitgangspunt inspelen op de eerder genoemde megatrends is er een toekomst voor velen in de landbouw en draagt het beleid wezenlijk bij aan duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid.
Beeld: Het Lankheet
Tekst: Rudy Rabbinge