Efficiënter produceren levert meer palmolie met minder ontbossing
Oliepalmen zijn aantrekkelijk om te verbouwen, omdat hun vruchten het hele jaar door kunnen worden geoogst. Daarnaast is de olie die vrijkomt uit de vruchten van de palm voor van alles te gebruiken: het zit verwerkt in voedingsmiddelen, drogmetica, schoonmaakmiddelen en biodiesel. De vraag naar palmolie is groot, zon 42 miljoen ton per jaar.
Oliepalmen groeien het beste in een tropisch klimaat. Plantages liggen dan ook in Zuid-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië, helaas vaak op plekken waar voorheen prachtige, dichtbeboste en soortrijke oerwouden waren. Indonesië is verreweg de grootste producent van palmolie. Het land dekt ongeveer twee-derde van de wereldwijde vraag naar palmolie. De omvang van de plantages is er in de afgelopen twintig jaar verdrievoudigd tot 12 miljoen hectare. Bijna drie keer de oppervlakte van heel Nederland aan tropisch regenwoud weggevaagd.
Meer of minder?
Naar verwachting zal de vraag naar palmolie stijgen tot 60 miljoen ton in 2035. Er wordt echter ook steeds kritischer gekeken naar manier waarop palmolie wordt geproduceerd. Dit palmolievraagstuk gaat de hele wereld aan, want het verlies van regenwoud versnelt klimaatverandering, doordat de capaciteit van het bos om CO2 vast te houden verloren gaat.
Om verdere verwoesting van natuur tegen te gaan, is de EU voornemens om het gebruik van palmolie in biodiesel af te schalen. Hoewel het verder afschalen van palmolie in levensmiddelen en drogmetica de natuur zeker ten goede zou komen, moet ook gedacht worden aan de palmolieboeren. De meeste van hen zijn voor hun inkomen afhankelijk van oliepalmplantages en zouden in armoede komen te leven als de wereldwijde vraag naar het product drastisch afneemt.
Winst behalen
Er lijkt een andere manier te zijn om palmolie te blijven produceren zonder dat dit ten koste gaat van nog meer oerwoud. Onderzoeksinstituten in Indonesië, Argentinië, Marokko en onze eigen Wageningen Universiteit hebben vier jaar lang oplossingen onderzocht voor het palmolieprobleem. Hun conclusie: er hoeven geen oliepalmplantages bij te komen, de bestaande moeten gewoon efficiënter worden gebruikt.
Met name de kleinere palmolieboeren die samen 42% van de totale palmolieproductie in Indonesië verzorgen blijken nog een behoorlijke efficiëntieslag te kunnen slaan op hun plantages. Een realistische oogstopbrengst voor oliepalmplantages is 70% van de theoretisch maximale opbrengst, maar daar zitten de meeste Indonesische boeren met hun huidige managementpraktijken ver onder.
Door verbeterde oogsttechnieken toe te passen, beter onkruid te wieden en te snoeien en betere plantenvoeding te gebruiken, zou Indonesië volgens de onderzoekers nu al 68% meer palmolie kunnen produceren, zonder dat er nieuwe plantages nodig zijn. Dat is genoeg om in de wereldwijde behoefte te voorzien. De palmolieboeren zelf gaan er ook op vooruit, doordat zij meer winst kunnen behalen met hetzelfde stuk grond.
Té rooskleurig?
De vraag is echter of de implementatie van een beter management snel genoeg gaat om de toenemende vraag naar palmolie bij te benen. Om de oogstopbrengst omhoog te brengen, moet bij elke plantage worden onderzocht wat precies de oorzaak is voor de lage opbrengst. Dan moet de geschikte technologie om die oorzaak aan te pakken worden toegepast. Daarnaast zullen de boeren zichzelf een andere werkwijze moeten aanwennen.
Om deze redenen denken de onderzoekers dat het misschien te optimistisch om helemaal geen nieuwe oliepalmplantages meer aan te leggen. Zij zien een scenario voor zich met slechts een beperkte uitbreiding van oliepalmplantages, waarin de grootste productieverhoging wordt behaald met efficiënter boeren. Daarmee hoeven de ecologische belangen niet volledig te wijken voor economische belangen en kunnen ze een keer hand in hand gaan.
In Vork van maart 2021 staat een interessant betoog van tropische plantenteler Henk Mutsaers over de productie van palmolie op de miljoenen hectaren waar nu alang-alang woekert.
Beeld: Hendra Sugianto, University of Nebraska-Lincoln
Tekst: Lisa Dietz