Menselijk gedrag bedreigt voortbestaan wilde dieren
Bij het bedenken van strategieën voor natuurbescherming wordt vaak gekeken naar landgebruik en het effect daarvan op wilde dieren. Dieren kunnen bijvoorbeeld beperkt worden in hun mobiliteit door wegen en hekken of raken een deel van hun leefgebied kwijt door ontbossing. Om ze toch zoveel mogelijk ruimte te geven, worden ecoducten aangelegd die kleine natuurgebieden met elkaar verbinden. Maar er is meer nodig dan het aanleggen van ecologische verbindingszones om populaties met elkaar te verbinden.
Andere kijk
De bewegingsvrijheid van wilde dieren wordt ook sterk beïnvloed door hoe mensen aankijken tegen wilde dieren. Anders gezegd: de menselijke attitude heeft veel invloed op hun bewegingsvrijheid. En die attitude wordt grotendeels bepaald door sociaaleconomische en culturele factoren.
In Nepal bijvoorbeeld verwelkomt de bevolking wilde tijgers en de ecoducten die (onder andere) voor hen zijn gebouwd. Dat dit af en toe een koe kost, nemen de Nepalezen voor lief. De overheid compenseert voor deze verliezen door te investeren in de ontwikkeling van de gemeenschap.
In de Verenigde Staten daarentegen waar de veehouderij een grote bijdrage aan de economie levert en waar het recht om wapens te dragen sterk wordt ondersteund beschermt menig veehouder zijn vee door predatoren zoals wolven dood te schieten. Grote stukken land zijn daardoor onbegaanbaar geworden voor deze dieren.
Op de vlucht
Menselijke activiteiten in de natuur, zoals jagen, vissen en recreatie, blijken eveneens een grote invloed te hebben op de bewegingsvrijheid van dieren, stelt een recente Australische studie. De wetenschappers doken in de literatuur en bestudeerden 167 diersoorten, waaronder vogels, vissen, amfibieën en geleedpotigen. Zij onderzochten hoeveel afstand dieren aflegden toen hun habitat nog onaangetast was door de mens en hoever ze reisden ná menselijke aanpassingen en verstoringen.
Meer dan twee derde van de onderzochte dieren legde langere afstanden af (gemiddeld 70% langer) nadat ze direct of indirect met mensen in contact waren gekomen om zo herhaling te vermijden. Daarnaast zorgden natuurlijk ook fysieke barrières en een gebrek aan voedsel of aan soortgenoten om mee te paren ervoor dat ze een stuk verder moesten lopen, vliegen of zwemmen.
Het omgekeerde kwam ook voor: een derde van de onderzochte dieren legde juist kortere afstanden af nadat de mens zijn stempel op het landschap had gedrukt. (Slechts in vier bestudeerde gevallen was er geen verandering in afgelegde afstanden.) Dit kan bijvoorbeeld komen doordat dieren worden bijgevoederd of doordat er meer voedsel te vinden is wanneer ze in de buurt van de bewoonde wereld blijven.
De invloed van recreatieactiviteiten is ook in Nederland goed zichtbaar. Door de coronamaatregelen zijn veel vormen van vrijetijdsbesteding niet mogelijk, dus trekken we massaal het bos in voor ons vermaak. Volgens de directeur van de Jagersvereniging Laurens Hoedemaker (geciteerd in Trouw) trekken wilde zwijnen en andere dieren zich daarom steeds verder terug in het bos.
Activiteit reguleren
Zowel kortere als langere afstanden tot soortgenoten beperken de overlevingskans van wilde dieren. Het is daarom relevant om de invloed van menselijke activiteit en attitude mee te nemen in strategieën voor natuurbescherming. Natuurgebieden aan elkaar koppelen met ecoducten heeft alleen zin als dieren ook vrij in deze gebieden kunnen lopen zonder gedood te worden of gehinderd in hun bewegingsvrijheid. Anders zullen ze liever een omweg nemen.
De mobiliteit van dieren in een landschap is tevens een belangrijke factor in ecosystemen. Wanneer die mobiliteit verandert, kan dat grote gevolgen hebben voor het functioneren van ecosystemen en de biodiversiteit. Wat de Australische wetenschappers betreft is het daarom nodig om meer natuurgebieden te vrijwaren van menselijke invloed. In de gebieden waar mensen wel mogen komen, is een strenge regulering van activiteiten als jagen, voeren of vissen op zijn plaats.
Beeld: Natuurmonumenten
Tekst: Lisa Dietz