Zorgen over stijgende voedselprijzen
Evenals in de aanloop naar de wereldwijde voedselcrisis van 2007/08 hebben we ook nu weer te maken met stijgende voedselprijzen. De Food Price Index van de FAO, voedsel- en landbouworganisatie van de Verenigde Naties van begin februari was weer ruim vier procent hoger dan in december en na een ononderbroken stijging van acht maanden, ruim 25 procent hoger dan in mei vorig jaar.
Een belangrijke oorzaak van de prijsstijging is de groeiende vraag naar voedergewassen in China. Dat heeft vooral te maken met de groei van het aantal varkens aldaar, nadat de varkensstapel volgens Amerikaanse gegevens, vanaf 2018 bijna was gehalveerd door de Afrikaanse varkenspest. Nu de epidemie nagenoeg onder controle is, worden de stallen weer gevuld en neemt de vraag naar voer toe.
Reserves dalen
Vanwege de groeiende vraag in China zag de FAO zich genoodzaakt om zijn voorspellingen over de wereldwijde reserve (stock) aan granen fors te verlagen. De stock-to-use ratio, de verhouding tussen de verwachte reserve en het verwachte gebruik, daalde daardoor van 29,7 procent in 2019/20 tot 28,3 procent in 2020/21. Daarmee is die verhouding gedaald tot het laagste punt in zeven jaar.
Op zich lijkt die daling van de graanreserves bescheiden, maar de voedselcrises van 2007/08 en van 2011 hebben laten zien dat zelfs een kleine daling, grote effecten kan hebben op de prijs. Waar termijnmarkten voor agrarische grondstoffen vroeger nogal saai en voorspelbaar waren, zijn ze de laatste jaren nogal volatiel geworden. De reden is dat ook andere dan alleen commerciële gebruikers zich op die markt hebben begeven.
Naast de Unilevers en Nestles van deze wereld die proberen om de aanvoer van grondstoffen veilig te stellen, zijn er de laatste tien, vijftien jaar ook niet-commerciële gebruikers actief op de termijnmarkten. Index- en hedgefondsen die hun geld moeten verdienen met het anticiperen op stijgende of dalende prijzen.
Dreigende exportrestricties
Die beweeglijkheid kenmerkt zich door scherp stijgende prijzen als de vraag naar een bepaalde grondstof, in dit geval maïs, sneller stijgt dan verwacht. Zo werd de voedselcrisis van 2007/08 mede veroorzaakt door een groeiende vraag naar maïs, niet als voer voor varkens, maar als grondstof voor biobrandstof. Zulke felle prijsbewegingen zorgen ervoor dat overheden gaan anticiperen op verdere prijsstijging. Aan de vragende kant door meer en sneller in te kopen en grotere voorraden aan te leggen. Aan de aanbodkant door beperkingen op te leggen aan de uitvoer van agrarische grondstoffen.
Zover is het nog niet, al dreigde het wel even, toen Kazachstan in april vorig jaar een exportquotum voor tarwe instelde van 200.000 ton. Het land is een belangrijke exporteur van tarwe en andere granen. Gelukkig werd de exportrestrictie een paar maanden later alweer opgeheven.
Voedselhulp
Als dit soort exportrestricties door zou zetten, dan heeft dat grote gevolgen voor de lage inkomenslanden, blijkt uit een recente publicatie van een internationaal gezelschap van onderzoekers. Met name die landen die permanent of periodiek afhankelijk zijn van voedselimporten, omdat de inheemse productie achterblijft vanwege een sprinkhanen- of andere plaag of vanwege de effecten van COVID-19.
Volgens de onderzoekers zijn er twee dingen nodig om een dreigende voedselcrisis als in 2007/08 voor te zijn. De ene is voedselhulp voor arme huishoudens bijvoorbeeld via het World Food Program van de Verenigde Naties. Dan moet de organisatie wel over voldoende middelen beschikken om de benodigde hoeveelheden voedsel aan te kopen en daar schort het momenteel aan. Naar schatting is het aantal mensen dat is aangewezen op noodhulp gestegen met 25 procent sinds de corona-uitbraak.
Het tweede is het tegengaan van exportrestricties in de voedselproducerende landen. Dat is nog niet zo eenvoudig. De Wereldhandelsorganisatie is voorlopig nog een tandeloze tijger en in de huidige geopolitieke verhoudingen is van de Verenigde Naties ook weinig te verwachten. De gang van zaken rond vaccins geeft ook weinig hoop dat landen zelf zo verstandig zullen zijn om niet hun hun eigen korte termijnbelang boven het algemenere belang te stellen.
Wereldgraanbank
In plaats van het tegengaan van de effecten van prijsschommelingen, kun je ze misschien beter zien te voorkomen. Een alternatief, indertijd voorgesteld door de vooraanstaande Duitse landbouweconoom Joachim von Braun, is het oprichten van een centrale reservebank voor granen, de International Grain Reserve Bank. Analoog aan de centrale banken van onder meer de Europese Unie en de Verenigde Staten grijpt die bank in als de prijsschommelingen van graan te groot worden. Met een relatief bescheiden kapitaal van enkele tientallen miljarden euro kan zon graanbank waarschijnlijk al succesvol interveniëren op de termijnmarkten en zorgen dat de prijs van futures binnen bepaalde grenzen pleit, zei hij in een interview dat ik indertijd met hem had.
Von Braun deed zijn voorstel al in 2008 ten tijde van de voedselcrisis. Zowel overheden als internationale organisaties, waaronder de G20, beaamden indertijd dat er meer structurele ingrepen nodig zijn om voedselcrises in de toekomst te voorkomen. Maar vervolgens gebeurde er..vrijwel niets en volgde er zelfs een tweede voedselcrisis in 2011. En ook nu nog leiden sterke prijsschommelingen op de wereldmarkt voor graan tot leuke winsten voor speculanten, terwijl ze tegelijkertijd tientallen miljoenen veroordelen tot armoede en ondervoeding.
Foto: Verenigde Naties 2008