De renaissance van het platteland begint in de stad
Het wederzijds onbegrip is een slechte zaak voor zowel stad als platteland en daarmee voor Nederland als geheel. Voor het platteland betekent het dat broodnodige initiatieven voor economische versterking en daarmee voor een renaissance stuiten op een muur van onbegrip van stedelingen. Die leven in de waan dat hun voedsel wordt geproduceerd op kleinschalige bedrijven, zonder gebruik van kunstmest of bestrijdingsmiddelen, waar al het werk met de hand wordt gedaan en waar kippen op de mesthoop scharrelen, koeien in de wei huppelen en varkens in de modder rollen.
Voedselvoorziening
Het wederzijds onbegrip is zeker op termijn ook slecht voor de stad. Zonder boeren geen stad, schreef Carolyn Steel enkele jaren geleden in haar boek De Hongerige Stad (2011), maar je zou ook kunnen zeggen: zonder renaissance van het platteland komen ook stedelijke voorzieningen in de knel. Om te beginnen moet het groeiend aantal stedelingen (inmiddels 80 procent van de Nederlandse bevolking) worden gevoed. Ingenieuze bewaartechnieken maken het weliswaar mogelijk om voedsel overal ter wereld vandaan te halen per schip en per vliegtuig, maar hoe houdbaar is dat?
Afgezien van de (milieu)kosten voor koeling en transport, zorgde de stijging van de voedselprijzen in de periode 2007-2008 ervoor dat Arabische en Chinese investeerders op grote schaal landsbouwgrond kochten of huurden om in hun eigen voedselbehoefte te voorzien. Inmiddels staan de Barbarians at the gate, zoals The Economist (2015) het begin dit jaar formuleerde. Arabische investeerders hebben hun oog laten vallen op de Balkan en kopen daar complete bedrijven op. Met de vergrijzing van de boerenstand in Europa is de kans niet denkbeeldig dat ze binnenkort ook hun oog laten vallen op de grazige weiden en vruchtbare akkers in Nederland (Bouma, 2015). Wat betekent dat voor de voedselvoorziening van de stad, maar ook voor de beoogde renaissance van het platteland?
Recreatie en ongerepte natuur
Het platteland voorziet de steden niet alleen van voedsel, maar ook van mogelijkheden om te recreëren en zich te ontspannen. Het fungeert als decor voor fiets- en wandeltochten, vogels spotten en van de natuur genieten. Naast daadwerkelijk recreëren fungeert het platteland voor veel stedelingen ook als een mentaal Arcadië, een plaats waar ze alleen maar aan hoeven te denken, om even te kunnen ontsnappen aan de stedelijke hectiek. Een onderdeel van dat mentale Arcadië is het idee van ongerepte natuur. Naast ethische en pragmatische overwegingen, zoals behoud van biodiversiteit en het nut van ecosysteemdiensten, lijkt het verlangen naar ongerepte natuur een belangrijke drijfveer voor de ontwikkeling van nieuwe natuur. Een ander onderdeel van het mentale Arcadië van de stedeling is het hiervoor geschetste idyllische beeld van het platteland met kippen die scharrelen op de mestvaalt en koeien die in de wei huppelen. De confrontatie tussen dat mentale Arcadië en de hedendaagse werkelijkheid van het platteland lijkt een belangrijke oorzaak van het feit dat stad en platteland al een halve eeuw met de ruggen naar elkaar toe staan.
Stadslandbouw en open dagen
Her en der worden initiatieven genomen om de patstelling te doorbreken. In de steden groeit de animo voor stadslandbouw, zowel bij het stadsbestuur als bij een overigens relatief kleine groep stadsbewoners. Alleen al Rotterdam heeft een stuk of vijftien stadsboerderijen, variërend van dak-akkers en kruidentuinen tot een tijdelijke varkensstal op Katendrecht. Er is een Stedennetwerk Stadslandbouw waaraan ongeveer vijftien gemeenten meedoen onder het ambitieuze motto Feeding our cities en sinds zes jaar kennen we de Youth Food Movement, een beweging van jongeren die zich beroepsmatig of uit interesse bezighouden met het voedselsysteem.
Omgekeerd organiseren boeren en tuinders, maar ook landgoedeigenaren, open dagen, bouwen zichtstallen en gaan in gesprek met burgers en buitenlui. Beheerders van natuurterreinen nodigen stedelingen uit om een of twee keer per jaar te helpen bij het onderhoud van landschapselementen. Verbrede boeren ontvangen gasten voor bed & boterham, boerderijkamperen of structureler voor het bieden van zorg aan senioren, psychiatrische patiënten en mensen met een verstandelijke beperking. Een stap verder gaan initiatieven als Herenboeren en Pergola-bedrijven. In het laatste geval verbinden burgers zich tot afname van een bepaalde hoeveelheid vaak biologisch-dynamische producten. Bij Herenboeren vormen consumenten een coöperatie en hebben samen een boerderij in eigendom.
Budget voor initiatieven
Vanuit de Europese en nationale overheid worden initiatieven en activiteiten ondersteund om duurzame landbouw te bevorderen en de renaissance van het platteland te stimuleren. Voor dit plattelandsontwikkelingsprogramma is tot 2020 ongeveer 1,2 miljard euro beschikbaar. Het grootste deel van het budget is bestemd voor het vergroten van de concurrentiekracht van de Nederlandse landbouw door duurzame innovaties en voor behoud, herstel en versterking van ecosystemen die aan de landbouw zijn gerelateerd.
Er is in dit kader ook geld beschikbaar voor initiatieven van onderop van bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties gericht op het verbeteren van de leefbaarheid. Het gaat om zogenaamde gebiedsorganisaties nieuwe stijl voor Community Led Local Development (CLLD) als opvolger van de zogeheten Leader-aanpak (Liaison Entre Actions de Development de lEconomie Rurale). Naast het verschil in taal houdt de nieuwe aanpak in dat er meer nadruk komt te liggen op een integrale benadering (water, natuur, bewoning, infrastructuur) en meer samenhang tussen landbouw en de kwaliteit van het gebied.
Lovenswaardige initiatieven allemaal, maar tot op heden bieden ze onvoldoende uitzicht op een fundamentele aanpak van twee kernproblemen: de aantasting van de economische basis van het platteland en de verstoorde relatie tussen stad en platteland. Voor een deel heeft dat te maken met schaal. Veel initiatieven ontstijgen het niveau van de dorpsbrink of het buurthuis niet. Niks mis met kleinschaligheid, maar om werkelijk impact te hebben, echt iets te veranderen, heb je massa nodig; hetzij door goedwerkende, kleinschalige initiatieven veelvuldig te kopiëren via franchising of afsplitsing, hetzij door opschaling. Voor een deel heeft het ook te maken met de aard van de initiatieven. Of het nu gaat om stadslandbouw of CLLD, voor het overgrote deel berusten ze op vrijwilligerswerk. Alweer, niks mis met vrijwilligerswerk dat zouden meer mensen moeten doen maar om op de lange termijn te overleven, heb je een duurzaam verdienmodel nodig, dat tot wederzijds voordeel strekt.
Nieuw sociaal contract
Voor een daadwerkelijke renaissance moeten we op zoek naar een nieuw sociaal contract tussen platteland en stad, waarbij we van achter een hypothetische sluier van onwetendheid (Rawls 1971) anders gezegd: met een frisse blik een aantal ideeën en principes opstellen die zoveel mogelijk recht doen aan ieders belangen en verlangens. Laat ik dat proberen te concretiseren aan de hand van enkele voorbeelden. De relatie tussen platteland en stad is cruciaal voor het realiseren van een circulaire economie. Meer in het bijzonder kan de stofwisseling van de stad niet los worden gezien van het platteland. Daarbij gaat het niet alleen om voedselvoorziening, maar straks ook om de productie van grondstoffen voor de chemische industrie, de verwerking van reststoffen en om waterberging.
Om te beginnen zouden we kunnen proberen om cirkels te sluiten. Waar voedselresten vroeger als swill aan de varkens werden gevoerd, worden die nu als GFT-afval gecomposteerd of op zijn best gefermenteerd tot biogas. Het voeren van swill is verboden, omdat onoordeelkundige verwerking indertijd leidde tot een uitbraak van de Ziekte van Aujeszky. Een typisch voorbeeld van regelgeving op basis van incidenten, want met de juiste verwerkingstechniek en voldoende toezicht daarop zijn voedselresten prima geschikt om aan varkens te voeren. Het varken groeit dan misschien geen 900 gram per dag en het produceert misschien ook wat meer mest, maar dat lijkt ruimschoots op te wegen tegen de voordelen van het tegengaan van voedselverspilling en het optimaal verwerken van reststromen.
Echte stadslandbouw
Een ander voorbeeld is het verkleinen van cirkels door serieus werk te maken van stadslandbouw en ruimte te creëren in en om de stad voor echte landbouw in plaats van goedbedoeld hobbyisme. Indertijd zijn er wel plannen voor ontwikkeld, zoals Pig City (2001) van architectenbureau MVRDV, later aangepast tot een concept voor industrieterrein De Binckhorst bij D
en Haag, maar die stuitten op veel weerstand bij zowel boeren als stedelingen. Inmiddels zijn en worden er concepten ontwikkeld die zowel voor boer als stedeling aanvaardbaar lijken. Het Rondeel bijvoorbeeld, een diervriendelijke kippenfarm met uitloop; de Koeientuin, een gedeeltelijk overdekte, parkachtige omgeving waarin ook de stedeling zich kan verpozen en het Vair Varkenshuis of de Dartelstal.
Een laatste voorbeeld betreft de rol van het platteland als decor voor recreatie en natuurbeleving. Er wordt veel tijd, geld en creativiteit gestoken in het oneerbiedig gezegd verfraaien van dat decor met als bonus het behoud en op termijn de verbetering van agrarische en natuurlijke ecosystemen en de bijbehorende biodiversiteit. Agrarisch natuurbeheer; behoud en herstel van cultuurlandschappen; aankoop en beheer van natuurterreinen; fietsend door Nederland moet je constateren dat het landschap fraaier is dan twintig jaar geleden. Dat gaat niet voor niks. Natuur- en landschapsbescherming kost geld en een groot deel daarvan is belastinggeld: collectieve investeringen dus. Daarmee lijkt het gratis, maar dat is het niet. Er is daarom wat voor te zeggen dat de gebruikers wandelaars, fietsers, vogelaars meebetalen. Ook dat betekent een ingrijpende verandering, die zonder een nieuw sociaal contract niet tot stand zal komen.
Nieuwe dialoog
Het gaat er niet om of die voorbeelden al dan niet realiteit worden. Waar het wel om gaat is dat ze aanknopingspunten kunnen vormen voor een nieuwe dialoog en op termijn een nieuw sociaal contract: het gezamenlijk formuleren van een aantal principes voor de relatie tussen platteland en stad, waarin zoveel mogelijk recht wordt gedaan aan wederzijdse aardigheden, eigenaardigheden en belangen. Met het opstellen van die principes erkennen we dat stad en platteland niet zonder elkaar kunnen als het gaat om voedselvoorziening en verwerken van reststromen en het sluiten van kringlopen maar ook om dienstverlening in allerlei vormen: van recreatie en waterberging op het platteland tot onderwijs, gezondheidszorg en cultuur in de stad.
Tekst:Joost van Kasteren Beeld: Pixio, Susan Rexwinkel, Rondeel