Nederland heeft te weinig landbouwgrond om eigen bevolking te voeden
Dat blijkt uit het PBL-rapport De Nederlandse voetafdruk op de wereld: Hoe groot en hoe diep.
In de discussie over de Nederlandse exportpositie van landbouwproducten wordt er vaak gewezen naar dat onze boeren zoveel voedsel produceren, waardoor we na de Verenigde Staten de tweede landbouwexporteur ter wereld zijn. Met een dergelijk hoge positionering is de algemene veronderstelling dat we de eigen landbouwvoedselkraan wel een beetje dicht kunnen draaien en minder hoeven te produceren. Die veronderstelling is onjuist. De huidige Nederlandse consumptiebehoefte is namelijk groter dan ons landbouwareaal aan voedsel opbrengt. Dat blijkt uit cijfers en onderzoek van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Centrum Landbouw Onderzoek (CLO) en Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Voor de totale consumptie had Nederland in 2017 volgens CLO een landgebruikvoetafdruk van 10,44 miljoen hectare ofwel 0,61 hectare per persoon.
De landoppervlakte van Nederland is slechts 3,37 miljoen hectare groot. We gebruiken dus drie keer zoveel ruimte. Dat is de oppervlakte van de gehele Benelux plus de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Saarland bij elkaar. In 2017 had de Nederlandse voedselconsumptie een voetafdruk van 3,34 miljoen hectare (vlees, zuivel, overige voeding) en 3,59 miljoen hectare inclusief biobrandstoffen ofwel 0,2 hectare per persoon. Het Nederlands landbouwareaal is echter 1,82 miljoen hectare (exclusief erf, stallen, sloten). In feite hebben we bijna twee keer zoveel landbouwgrond nodig om in ons voedsel te voorzien. Meer dan driekwart van de Nederlandse landvoetafdruk ligt in het buitenland Het meeste land is nodig voor het verbouwen van voedsel (32 procent van de voetafdruk in 2017), hout (29 procent) en papier (16 procent). Door de grote rol van importen in onze consumptie is de voetafdruk vooral gelegen in het buitenland. Het betreft bijvoorbeeld landgebruik voor graan uit Frankrijk, soja uit Brazilië, hout uit Scandinavië en katoen uit Turkije. West-Europa, Zuid-Amerika en Zuidoost-Azië zijn de belangrijkste gebieden waar producten voor de Nederlandse markt vandaan komen.
Onverzadigbare houtconsumptie
De Nederlandse landgebruikvoetafdruk is 10,44 miljoen hectare. Wat opvalt, is dat niet de voedselbehoefte de grootste claim legt op het landgebruik, maar onze hout- en papierconsumptie. In 2017 gebruikten we 4,75 miljoen hectare aan bosproducten. Dat betekent dat elke Nederlander een bosrijk achtertuintje van 2.780 vierkante meter heeft. Van die 4,75 miljoen hectare ligt slechts 100.000 hectare in Nederland. In de afgelopen jaren is de houtconsumptie verder toegenomen door het opstoken van biomassa voor energie. Verbruikten we in 2005 nog 4,1 miljoen hectare uit het buitenland, in 2017 was deze oppervlakte gegroeid naar 4,65 miljoen.
Het aandeel van houtige brandstof (blokken, pellets en chips), zowel voor houtkachels, biomassaketels als voor bijstook in kolencentrales bedraagt circa 9 procent van onze voetafdruk. Het gebruik van biomassa in ketels bij bedrijven vertienvoudigde sinds de eeuwwisseling en is nu de belangrijkste gebruiker van brandhout. Het landgebruik door consumptie van hout en papier bedroeg in 1990 3,9 miljoen hectare. Tot 2000 nam dit areaal toe tot 5,4 miljoen hectare, waarna het daalde tot 4,1 miljoen ha in 2013, waarna het weer steeg tot 4,8 miljoen hectare in 2017. De totale houtconsumptie in Nederland daalde van ruim 17 miljoen m3 rondhout-equivalenten in 2000 naar ruim 13 miljoen m3 in 2013. Met name door het aantrekken van de omzet in de bouw steeg het houtverbruik in 2017 weer naar 15,4 miljoen m3. Ook de papierconsumptie steeg licht sinds 2013.
Ander beeld werkelijkheid
De cijfers laten een totaal ander beeld van de werkelijkheid zien dan de exportcijfers. In plaats van minder zouden de boeren dus juist meer voedsel moeten produceren om Nederland zelfvoorzienend te maken. Maar wat vreemd is: deze cijfers zijn al jaren bekend en nagenoeg niemand weet of beseft dit. In de discussie worden deze cijfers (wellicht bewust) ook niet gebruikt, want dan zou iedereen in Nederland zich realiseren dat we zuinig op de landbouwgrond moeten zijn en dat zal het debat enigszins beïnvloeden. Zeker met het oog op de toekomst, waar de wereld waarschijnlijk met een voedselprobleem geconfronteerd wordt, zal Nederland zijn voedselpolitieke positie sterk moeten houden.
Een ander aspect dat opvalt, is dat van de 1,82 miljoen hectare landbouwareaal er daadwerkelijk maar 800.000 hectare gebruikt wordt voor de Nederlandse consumptie. 23,5 procent van de totale Nederlandse oppervlakte wordt dus gebruikt voor eigen voedselvoorziening. Van de 800.000 hectare is overigens 600.000 hectare bestemd voor grasland en veevoer en het resterende gedeelte voor landbouwproducten. De opbrengst van 1,02 miljoen hectare van ons landbouwareaal wordt geëxporteerd en voor een groot deel binnen een straal van 500 kilometer afgezet. Door deze export moeten de Nederlanders zich voeden met de opbrengst van 2,79 miljoen hectare (inclusief biobrandstoffen) uit het buitenland. We zijn dus sterk afhankelijk van de import.
Nederlandse voetafdruk
Het belangrijkste deel van onze landgebruikvoetafdruk voor de voedselconsumptie komt volgens cijfers van PBL uit West-Europa: 350.000 hectare veevoer en grasland plus 550.000 hectare landbouwproducten. Voor onze daadwerkelijke voedselconsumptie gebruiken we ook nog 700.000 hectare veevoer en grasland plus 150.000 hectare landbouwproducten uit Zuid-Amerika. Verder is nog 200.000 hectare veevoer en grasland plus 500.000 hectare landbouwproducten uit andere delen van de wereld voor onze voedselconsumptie nodig. In totaal gaat het in 2017 om 1,25 miljoen hectare veevoer en grasland plus 1,25 miljoen hectare landbouwproducten. Dit is het aantal hectares dat de Nederlander daadwerkelijk uit het buitenland consumeert, zegt onderzoeker Trudy Rood, sector Integrale Beleidsanalyse Leefomgeving bij PBL en één van de auteurs van het PBL-rapport De Nederlandse voetafdruk op de wereld: Hoe groot en hoe diep.
We halen bijvoorbeeld soja uit het buitenland en gebruiken dit voor de varkens en koeien. Een deel van deze varkens en koeien is voor eigen gebruik. We hebben de soja-import voor eigen gebruik bepaald aan de hand van de Nederlandse vleesconsumptie en zo de landgebruikvoetafdruk bepaald. Alle cijfers uit het rapport zijn gebaseerd op gemiddelde opbrengsten per regio en geen mondiaal gemiddelde. Een groot gedeelte van de import en buitenlands grondgebruik betreft veevoer voor vlees en zuivel, maar ook fruit, groente, plantaardige oliën, cacao en koffie. We denken vaak wel dat we veel exporteren, maar Nederland heeft twee keer zoveel grond nodig voor zijn huidige voedselconsumptie. Zelfs als we niet zouden exporteren, heeft Nederland dus niet genoeg landbouwgrond. We zijn een dichtbevolkt land en hebben een luxe leefpatroon. Dat vraagt veel land. We eten veel meer eiwitten dan we nodig hebben en voor dierlijke eiwitten is veel landbouwgrond nodig. Door minder dierlijke en meer plantaardige eiwitten te eten, is voor de Nederlandse voedselconsumptie 25 (flexitariër) tot 40 procent (vegetarisch) minder land nodig. Het percentage is gebaseerd op de voedingswaarde en biobeschikbaarheid van de plantaardige eiwitten en afhankelijk hoeveel minder dierlijke eiwitten en welke plantaardige alternatieven we eten. Maar ook met een veranderd voedselpatroon is ons land nog steeds niet zelfvoorzienend.
Vermindering landgebruik
Hoewel Nederland twee keer zoveel grond nodig heeft, is de landgebruikvoetafdruk lager dan de 0,65 hectare van de mondiale consument. Bovendien wordt de voetafdruk elk jaar een stukje kleiner. In 2005 lag de deze nog op 0,65 hectare per persoon ofwel 10,6 miljoen hectare. Dat lijkt een klein verschil, maar in de afgelopen jaren is de Nederlandse bevolking met één miljoen inwoners gegroeid. In 2005 gebruikten we nog 3 miljoen hectare uit het buitenland, waarvan 1,6 miljoen voor veevoer en grasland dat vooral uit Zuid-Amerika kwam (1,15 miljoen hectare). In 2017 was het aandeel buitenlandse hectares naar 2,5 miljoen gedaald en daalde het areaal voor veevoer en grasland van 1,6 miljoen naar 1,25 miljoen. Bovendien verminderde de import van veevoergrondstoffen uit Zuid-Amerika met 350.000 hectare en steeg de Europese import van deze grondstoffen van 250.000 naar 350.000 hectare. In de loop der jaren heeft Nederland minder grond nodig en ook nog eens aanzienlijk minder grond voor veevoer, terwijl de bevolking groeide.
CBS-woordvoerder Cor Pierik heeft een plausibel antwoord waarom we minder grond en veevoer grondstoffen nodig hebben, terwijl we meer monden moeten voeden. We importeren minder veevoergrondstoffen met min of meer dezelfde veestapel. Er is dus sprake van een toegenomen productiviteit per hectare per dier. Daarnaast is de voerconversie van dieren verbeterd en gebruiken we ook veel meer restproducten uit levensmiddelenindustrie. Dat zijn hoogwaardige grondstoffen en heel bruikbaar voor de veehouderij. De landbouw weet deze restproducten maximaal te verwaarden. Ondanks een bevolkingsgroei van bijna 15 procent sinds 1990 is het ruimtebeslag voor voeding dus afgenomen. Dit komt vooral door toegenomen opbrengsten in de landbouw. Zo lag bijvoorbeeld de mondiaal gemiddelde opbrengst per hectare van granen in 2017 circa 50 procent hoger dan in 1990.
Toch is het opmerkelijk dat Nederland veel meer grond nodig heeft om zijn eigen bevolking te voeden, maar dat ons land tegelijkertijd de tweede landbouwexporteur van de wereld is. De Nederlandse export van landbouwgoederen (primaire, onbewerkte goederen en secundaire, bewerkte goederen) wordt door CBS voor 2019 geraamd op recordhoogte van 94,5 miljard euro. Dat is 4,6 procent meer dan in 2018 (90,4 miljard). Dit heeft vooral te maken met de gestegen voedselprijzen.
De cijfers van de landgebruikvoetafdruk en export lijken niet met elkaar te kloppen. Maar schijn bedriegt en ook voor deze ogenschijnlijke contradictie is een logische verklaring. Rood: De beide cijfers kun je niet naast elkaar leggen en vergelijken. De voetafdruk gaat niet over de export, maar over hoeveel landbouwgrond we voor de Nederlandse consumptie gebruiken. Hoeveel soja we gebruiken in het veevoer van varkens of melkkoeien die door Nederlanders worden geconsumeerd. De exportcijfers zijn in valuta en de landgebruikvoetafdruk in hectares. In Nederland hebben we niet alleen een efficiënte landbouw met hoge opbrengsten, maar ook een efficiënte levensmiddelenindustrie die waarde aan de landbouwproducten toevoegt. We importeren bijvoorbeeld goedkoop soja en maken er varkensvlees van, dat we voor aanzienlijk meer geld exporteren.
Import-georiënteerd
Met andere woorden: De Nederlandse exportpositie heeft weinig te maken met de veronderstelling dat we in Nederland te veel voedsel zouden produceren. De exportpositie dankt Nederland vooral ook aan het feit dat we voor 64,1 miljard euro ruwe grondstoffen importeren, dit verwerken en verwaarden. Daarnaast wordt 54 procent direct rondom Nederland afgezet; in Duitsland, België, Frankrijk en Engeland. In de ogen van menig Nederlander (met een grootheidswaanzin) produceren we evenwel voor een wereldmarkt, maar Nederland is qua grootte net zo groot als de Duitse deelstaat Noordrijn-Westfalen. Onze export is dus eigenlijk regionaal en binnen de grenzen van de EU. Gezien het feit dat we lid zijn van de EU is dit niet meer dan logisch. Bovendien importeren we in kilogrammen meer grondstoffen of voedsel uit de EU dan dat we exporteren. Van de 64,1 miljard euro import kwam in 2019 zon 40 procent alleen al uit Duitsland, België, Frankrijk en Verenigd Koninkrijk (10 procent uit Brazilië een de VS). Dit zijn veelal onbewerkte producten waaraan de Nederlandse industrie nog waarde toevoegt. Daarnaast bestaat bijna 20 miljard euro van de export uit sierteelt, landbouwtechniek, diensten en meststoffen. Op basis van alleen voedsel is er slechts tien miljard euro waardeverschil tussen export en import.
Pierik: Nederland voedt de wereld, is het adagium. Maar het is eigenlijk: de wereld voedt Nederland. Het eerste beklijft, maar andersom niet. Weinigen weten ook dat de wereld Nederland voedt. Echter, 60 procent van wat wij importeren, wordt door de Nederlander geconsumeerd. We zijn dus niet alleen export- maar ook import-georiënteerd. Zo lijkt er een balans te zijn tussen de export en import van vlees. We exporteren 70 procent van ons varkensvlees, maar via de import ook ruim 5,5 tot 6 miljard vlees en levende dieren Nederland binnen. Daarvan wordt bijna 70 procent door de Nederlander geconsumeerd.
Vanuit economisch perspectief is het volgens Pierik niet verstandig om de Nederlandse landbouwproductie van vlees, zuivel en andere producten te verminderen. Om lokaal de stikstofemissie te reduceren, sorteert het wel een effect. Maar dan zal Nederland nog meer voedsel moeten importeren uit landen die niet zo efficiënt zijn als Nederland. Wie ook naar de landgebruikvoetafdruk kijkt en het feit dat Nederland zichzelf niet kan voeden, beseft dat er nooit sprake kan zijn van een landelijke kringlooplandbouw. Gezien de export en import lijkt een Europese kringlooplandbouw derhalve logischer. Wil Nederland daarnaast zijn landgebruikvoetafdruk verkleinen dan zijn er twee opties: verminderen van de vleesconsumptie en/of hogere opbrengsten per hectare en dier, maar het krimpen van de veestapel heeft op de voetafdruk geen enkel effect.
Tekst: Reinout Burgers Beeld: Jan Heij