Fotoserie: Bodemdaling: Gooien we de handdoek in het veen?
Dit artikel komt uit de eerste editie van VORK 2019. Wilt u VORK niet missen? Word dan vandaag nog abonnee of vraag een gratis proefnummer aan. Student? Vraag dan het speciale studentenabonnement aan.
Bodemdaling in veenweidegebieden is niet iets van vandaag of gisteren. Duizend jaar geleden begon de Grote Ontginning waarbij de natte veengebieden in het westen van Nederland werden ontwaterd voor landbouw en de winning van turf. Als gevolg van ontwatering daalde de grondwaterspiegel en werden dieperliggende veenlagen aan lucht en dus aan zuurstof blootgesteld.
In zon situatie zien micro-organismen hun kans schoon en gaan als een razende aan de slag om veen af te breken en om te zetten in CO2. Door dit oxidatieproces verdwijnt er gemiddeld een centimeter per jaar van de veenbodem. In de loop van het jongste millennium is de bodem in het westen van Nederland daardoor wel met 5 tot 6 meter gedaald.
Dierlijk eiwit
Terwijl de turfwinning is gestopt, gaat de ontwatering vandaag de dag door, vaak nog dieper dan in het verleden. In de afgelopen halve eeuw is naar schatting 20 procent van de veenbodems verdwenen en ook nu nog verdwijnt er zon 2.000 hectare per jaar, waardoor de onderliggende klei- en vooral zandlagen aan de oppervlakte komen te liggen. Schattingen over de CO2-uitstoot variëren van 4,5 tot 7 ton per hectare.
Iedereen is het erover eens dat er wat moet gebeuren om de oxidatie van het veen te stoppen. De vraag is alleen, wat? De veenweidegebieden behoren tot de meest productieve landbouwgebieden voor dierlijk eiwit in de vorm van melk en vlees. De hoeveelheid voor de mens verteerbaar eiwit die er per hectare wordt geproduceerd is een stuk hoger dan wanneer je die hectare zou gebruiken voor de teelt van gewassen. Nog afgezien van het feit dat akkerbouw in het veenweidegebied al sinds de vijftiende eeuw niet meer kan, vanwege de nattigheid.
Vernatten
De oplossingen voor het veenweidegebied lopen uiteen. De meest vergaande is vernatten van de veenweidegebieden en er natuur van maken. Op diverse plaatsen in Nederland is of wordt daar een begin mee gemaakt. Niet altijd tot ieders tevredenheid. In Midden-Delfland - het veenweidegebied tussen Rotterdam, Delft en Den Haag - bijvoorbeeld is indertijd de helft van het boerenland ingeruild voor natuur, recreatie en waterberging. Met name de natuur- en recreatiegebieden verruigen, waardoor het open landschap verrommelt en de weidevogels weinig trek meer hebben om er te broeden. Daar komt bij dat in de overgangsperiode, die wel een eeuw kan duren, de uitstoot van broeikasgassen juist sterk toeneemt
Moeraslandbouw
Vernatting ligt ook aan de basis van de tweede suggestie om bodemdaling tegen te gaan en dat is stimuleren van moeraslandbouw, ofwel paludicultuur. Geen groene weides meer en grazende koeien, maar lisdodden (rietsigaren) bijvoorbeeld of kroosvarens. Gewassen die tot wel 20 ton droge stof per hectare opbrengen en gebruikt kunnen worden als veevoer, als biobrandstof of als grondstof voor de chemische industrie. Andere potentiële gewassen zijn veenbessen voor humane consumptie, veenmos - bekend van kerststukjes - dat je onder meer als verpakkingsmateriaal kunt gebruiken en elzenhout, dat geschikt zou zijn voor meubels en kasten.
Voordeel van moeraslandbouw is dat het veen behouden blijft. Nadeel is het verdwijnen van het vertrouwde, hogelijk gewaardeerde cultuurhistorische landschap, inclusief cultuurvolgers als de grutto. Bovendien is er erg weinig bekend over het bedrijfseconomisch potentieel van de paludicultuur, maar dat dat opweegt tegen het enorme kapitaal- en inkomensverlies door het verdwijnen van de melkveehouderij is onwaarschijnlijk.
Afvlakken
Naast voornoemde suggesties, die uitgaan van het verdwijnen van de veehouderij uit de veenweidegebieden, wordt er ook gestudeerd op en geëxperimenteerd met technieken om de veehouderij te behouden en tegelijkertijd bodemdaling en CO2-uitstoot te beperken. Een van de belangrijkste daarvan is onderwaterdrainage, ook wel afgekort als OWD. Daarbij gaat het om het vlakker maken van de grondwaterspiegel, zowel letterlijk als in overdrachtelijke zin.
Die spiegel, in feite het oppervlak van het water in de bodem tussen twee sloten, staat in de winter bol en in de zomer hol. Bij onderwaterdrainage worden er drainbuizen in het weiland gelegd die uitkomen in de sloot. Ze liggen op een diepte die 10 à 20 centimeter onder het slootpeil ligt.
In de winter als het grondwater hoger staat dan het slootpeil, voeren ze grondwater af. In de zomer als het slootpeil hoger is dan de grondwaterspiegel wordt water uit de sloot geïnfiltreerd waardoor het grondwaterpeil stijgt. De grondwaterspiegel wordt dus in de winter minder bol, en in de zomer minder hol. Anders gezegd: in de winter is het land minder nat en in de zomer minder droog.
Het afvlakken van de seizoensfluctuatie in de grondwaterstand vermindert de oxidatie van het veen - en daarmee de snelheid van de bodemdaling al gauw met de helft. Het biedt ook voordelen voor de boer omdat zijn land in de winter en het vroege voorjaar meer draagkracht heeft en in de zomer minder gevoelig is voor droogte. Ook spoelen er minder meststoffen uit. Dat betekent minder verlies voor de boer en meer winst voor de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Sturen met water
Inmiddels dient zich een nieuwe variant aan, drukdrainage. Onderwaterdrainage is een passief systeem; er valt weinig aan te sturen, want het slootpeil bepaalt het effect op de grondwaterstand. Bij drukdrainage wordt er tussen de sloot en de drainagebuizen een pompput geplaatst. Als je water in de put pompt tot het niveau van het maaiveld, ontstaat druk op het water in de drains en stijgt de grondwaterspiegel. Andersom daalt de grondwaterspiegel als het water uit de put wordt gepompt.
Het voordeel van deze aanpak - die sturen met water wordt genoemd - is dat de boer daadwerkelijk het waterpeil kan sturen. Hij kan bijvoorbeeld de grondwaterstand op een perceel tijdelijk verlagen als hij er met een zware machine op moet, of als het hard dreigt te gaan regenen. Hij kan het ook verhogen als droogteschade dreigt voor het gewas. Voorwaarde is wel dat er goede afspraken zijn met de waterbeheerder om het uiteindelijke doel, het voorkomen van bodemdaling, niet uit het oog te verliezen.
Een veldproef uitgevoerd in Zegveld laat zien dat het inderdaad werkt. Na een neerslagpiek in de zomer van 2016 daalde de grondwaterstand aanmerkelijk sneller dan met passieve onderwaterdrainage. Daardoor had het perceel ook veel sneller weer voldoende draagkracht voor beweiding en berijding, schrijven de onderzoekers. Hun conclusie is dan ook dat drukdrainage een stabielere grondwaterstand mogelijk maakt, waardoor de veenafbraak wordt beperkt. Daardoor zou de daling van het maaiveld met 75 procent verminderen.
Twijfel zaaien
Die optimistische conclusie werd vorig jaar in twijfel getrokken door onderzoekers van het Greifswald Mire Centre, het centrum voor moerasonderzoek van de Universiteit Greifswald in Duitsland. Sterker nog, tijdens het 18e International Field Symposium van de International Mire Conservation Group, dat vorig jaar in Nederland werd gehouden, werd op hun instigatie een resolutie aangenomen tegen onderwaterdrainage. Volgens de resolutie is het effect van onderwaterdrainage op bodemdaling niet aangetoond. Ook leidt de aandacht voor deze techniek af van het echte probleem en dat is dat peilgestuurde landbouw in welke vorm dan ook, in veengebieden per definitie niet duurzaam is.
Volgens onderzoekers van Wageningen UR is die kritiek niet terecht. Ten eerste houden de onderzoekers uit Greifswald - overigens ook Nederlanders - geen rekening met de verschillen in weersomstandigheden tussen de jaren waarin is gemeten. Daardoor lijkt het effect kleiner dan het is. Belangrijker echter is dat ze uitgaan van de gemiddelde grondwaterstand in relatie tot veenoxidatie en bodemdaling, terwijl juist de situatie in de zomer doorslaggevend is omdat dan de grondwaterstand laag is en de bacteriële activiteit hoog. In de winter is het juist omgekeerd, want dan is de waterstand hoog en zorgt de lage temperatuur ervoor dat de bacteriële activiteit tot een minimum is gedaald.
Robots in beeld
Hoe het ook zij, ook met drukdrainage wordt de bodemdaling op zijn best afgeremd met 75 procent, maar niet gestopt. Of dat überhaupt mogelijk is, is nog maar de vraag, maar je kunt wel proberen om de grondwaterstand voor langere tijd op het winterpeil te houden. Dat betekent wel dat de draagkracht van de bodem in het voorjaar te gering is voor zware machines.
Lichtere machines moeten uitkomst bieden, denkt Pål Johan From, hoogleraar aan de Noorse Universiteit voor Levenswetenschappen (NMBU). Samen met industriële en andere partners ontwikkelt hij een lichtgewicht robot voor het maaien van grasmengsels onder natte omstandigheden. Aanleiding is niet zozeer bodemdaling als wel het feit dat de Noorse zomers natter worden als gevolg van klimaatverandering, waardoor de oogstperiode korter wordt. Bovendien - en daar hebben we in Nederland ook mee te maken - voorkom je met lichte machines het dichtslaan van de grond.
Op internet is een filmpje te zien van de eerste veldtest. Daarop zie je robot Thorvald in een behoorlijk tempo gras snijden. Desgevraagd zegt From dat hij zon 8.000 m2 per uur kan maaien, bijna een hectare. De robot kan ook zo worden geprogrammeerd dat hij uitwijkt voor grote en kleine obstakels; van een verdwaalde wandelaar tot een nest met jonge gruttos. En dat niet alleen. Thorvald is een zelfrijdend platform dat ook uitgerust kan worden met apparaten om het gras te rapen en er balen van te maken. Ook voor andere werkzaamheden zoals mest uitrijden, kunstmest strooien en bespuitingen uitvoeren, zijn en worden apparaten ontwikkeld.
Blijven polderen
Na dik duizend jaar is het tijd geworden om de bodemdaling in de veenweidegebieden een halt toe te roepen. Daarmee is niet gezegd de melkveehouderij aldaar de handdoek in de ring moet gooien. Technisch zijn er mogelijkheden om de bodemdaling fors te verminderen en misschien wel te stoppen als de laagst gelegen, drassige delen, worden bestemd voor extensieve veehouderij. Het is dus nog te vroeg om de handdoek in het veen te gooien, maar het is wel de hoogste tijd om weer serieus te polderen over de toekomst van de veenweiden.
Een mening over dit artikel? Reageer op onze Twitter, Facebook, Instagram of LinkedIn. Een opinieartikel is ook van harte welkom. Mail dan even met de redactie (redactie@vork.org). Geïnteresseerd in de andere artikelen van VORK? Word abonnee, vraag een gratis proefnummer aan en schrijf je in voor de tweewekelijkse Vork-nieuwsbrief. Student? Wellicht is het speciale studentenabonnement dan iets voor jou.
Tekst: Joost van Kasteren Beeld: Susan Rexwinkel, Veenweiden Innovatiecentrum