Geef boeren een pluim voor hun inspanningen voor duurzame landbouw
Adoptie van nieuwe methoden en technieken in de boerenpraktijk van alledag is al decennialang een belangrijk onderwerp van onderzoek in de sociale wetenschappen. Vijftig jaar geleden werden we in Wageningen al doodgegooid met het standaardwerk Diffusion of innovations van Everett Rogers met zijn onderscheid tussen early en late adopters. Vaak was dat gericht op de trits kennis, houding en gedrag, waarbij de onderliggende veronderstelling is dat meer en betere kennis leidt tot een andere houding en daarmee tot ander gedrag.
Aanknopingspunten beleid
Inmiddels is wel duidelijk dat er meer factoren een rol spelen bij verandering naar een meer duurzame boerenpraktijk dan alleen kennis. De onderzoekers van het Joint Research Center hebben een groot aantal publicaties op dat vlak geïnventariseerd en omgezet in een geïntegreerd, integraal en actueel overzicht van de huidige literatuur. Daarmee bieden ze - naar eigen zeggen - aanknopingspunten voor gericht Europees beleid om boeren te stimuleren meer duurzaam te gaan werken. Het gaat daarbij onder meer om vrijwillig dan wel onderbetaald onderhoud van landschapselementen, vermindering van het gebruik van kunstmest en bestrijdingsmiddelen, minder ploegen en een ruimere vruchtwisseling.
Veranderingsgezind?
De onderzoekers groeperen de factoren die van invloed zijn op de besluitvorming van boeren in drie categorieën. Het dichtst bij de eigenlijke beslissing liggen cognitieve factoren zoals verwachte financiële voordelen en risicos en het gevoel van de boer of hij voldoende kennis heeft of kan vinden om die methoden en technieken toe te passen.De tweede categorie betreft sociale factoren, zoals wat de boer denkt dat anderen (familie, collegas) van hem verwachten of de mening van de omgeving.
De derde categorie omschrijven de onderzoekers als dispositional factors; factoren die te maken hebben met hoe de boer in het leven staat. Is hij veranderingsgezind of juist bang voor verandering? Boert hij louter voor de centen of is het een manier van leven? Maakt hij zich zorgen om het milieu of kan het hem weinig schelen?
Gemiste kans
Volgens de onderzoekers kunnen beleidsmakers hier meer gebruik van maken om de adoptie van meer duurzame methoden en technieken in de boerenpraktijk te bevorderen. Wat betreft de dispositional factors kun je natuurlijk geen onderscheid gaan maken tussen boeren die wel of niet veranderingsgezind zijn. Uit oogpunt van gelijke monniken, gelijke kappen, zou dat niet ethisch zijn. Wel kun je denken aan een mix van maatregelen gericht op vrijwillige en verplichte adoptie van duurzame maatregelen. Veranderingsgezinde boeren zullen de vrijwillige maatregelen omarmen, terwijl boeren die alles bij het oude willen houden - mogelijk met tegenzin - de verplichte maatregelen gaan uitvoeren.
Als voorbeeld van zon maatregel noemen de onderzoekers de vergroeningseisen van de hectaretoeslag; zij het dat die nogal verwaterd is doordat er heel veel onder valt en doordat veel bedrijven er niet aan hoeven te voldoen. Een gemiste kans die volgens de onderzoekers rechtgezet kan worden in het nieuwe Europese beleid vanaf 2020.
Andere opties zijn het verbeteren van de bestaanszekerheid, zodat ook minder tot verandering geneigde boeren het risico van omschakelen naar meer duurzame landbouwmethoden aandurven. Of toch segmenteren van verschillende groepen boeren, maar dan gebaseerd op meer algemene kenmerken. Zo kan het effectief zijn om maatregelen specifiek te richten op jonge boeren, omdat die in het algemeen meer oog hebben voor het milieu en meer bereid zijn om risicos te nemen.
Erkenning
Als het om sociale factoren gaat, moet de invloed van buurbedrijven niet worden onderschat. Een klassieke truc om mensen over te halen tot gewenst gedrag is om te laten zien dat de meerderheid van de collegas in de directe omgeving al is omgeschakeld. Uit Frans onderzoek bleek bijvoorbeeld dat boeren, nadat de subsidie was stopgezet, bepaalde milieumaatregelen bleven uitvoeren toen ze hoorden dat tachtig procent van hun collegas ermee doorging. De keerzijde van de medaille is dat de motivatie om ermee door te gaan een stuk minder wordt als blijkt dat maar tien of twintig procent van hun collegas op vrijwillige basis doorgaat.
Een belangrijke motivatie is de maatschappelijke erkenning van de inspanningen die agrariërs zich getroosten om op en meer duurzame manier te boeren. Certificering kan daarbij helpen, als een signaal naar andere belanghebbenden dat boeren de zorg voor milieu en landschap serieus nemen. Het probleem is alleen dat de wildgroei aan keurmerken de geloofwaardigheid ervan ondermijnt.
Los daarvan constateren de onderzoekers, dat er heel wat duurzame technieken zijn waarvoor geen keurmerk bestaat, zoals minder ploegen, een ruimere vruchtwisseling, inzaaien van een nagewas en onderhoud van heggen, hagen en andere landschapselementen. Dat vraagt om een publiekscampagne om consumenten en burgers te informeren over de boerenpraktijk en over de inspanningen die boeren verrichten om duurzamer te werken. Of zon campagne in het huidige door ammoniak en insectensterfte gepolariseerde klimaat effect zal hebben, is echter de vraag.
Een mening over dit artikel? Reageer op onze Twitter, Facebook, Instagram of LinkedIn. Een opinieartikel is ook van harte welkom. Mail dan even met de redactie (redactie@vork.org). Geïnteresseerd in de andere artikelen van VORK? Word abonnee, vraag een gratis proefnummer aan en schrijf je in voor de tweewekelijkse Vork-nieuwsbrief. Student? Wellicht is het speciale studentenabonnement dan iets voor jou.
Tekst: Joost van Kasteren Beeld: Ruth van Schriek