Voedselproductie kan aanzienlijk minder stijgen
De afgelopen halve eeuw is het aantal mensen, dat ondervoed is, fors gedaald. Toch gaat nog een op de negen mensen met honger naar bed. Meer dan 30 miljoen kinderen zijn ondervoed, waarvan tien procent overlijdt voor het vijfde levensjaar. De overige 90 procent loopt een groeiachterstand op, terwijl ook hun intellectuele ontwikkeling achterblijft bij leeftijdgenoten die wel voldoende te eten hebben. Een van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG2) is dan ook om honger en ondervoeding de wereld uit te helpen per 2030 door meer en betere voeding.
Het doel is des te uitdagender, omdat er de komende tien jaar nog eens ruim een miljard mensen bij komen. Die groei doet zich vooral voor in gebieden waar de voedselzekerheid nu al niet om over naar huis te schrijven is, zoals Afrika ten zuiden van de Sahara. Allerwegen wordt dan ook gepleit voor het vergroten van de voedselproductie door intensiveren en uitbreiden van de landbouw. Als we uitgaan van groei zonder meer, zonder te kijken naar de verdeling, betekent dat een stijging van de voedselproductie met 20 procent tot 2030. Daarvoor is een kleine 50 miljoen hectare extra landbouwgrond nodig, terwijl ook de uitstoot van broeikasgassen toeneemt met 550 Mt CO2equivalent per jaar.
Scheve verdeling
Volgens Petr Havlik van het Institute for Applied Systems Analysis (IIASA) in Laxenburg (bij Wenen) kan het ook anders. Samen met onderzoekers van de Ritsumeikan Universiteit in Japan onderzocht hij wat het effect is van een beleid dat zich specifiek richt op de voedselvoorziening van de allerarmsten. (Het persbericht vind je hier). De achterliggende gedachte is dat honger veeleer het resultaat is van een ongelijke toegang tot voedsel dan van een absoluut tekort. Die scheve verhouding zie je zelfs binnen de armste landen waar ondervoeding van een deel van de bevolking vaak gepaard gaat met overgewicht van een ander deel.
Volgens Havlik en collegas kan er veel gewonnen worden door die scheve verdeling aan te pakken. Dat vraagt wel om een actief beleid van de overheid. Je kunt denken aan voedselprogrammas voor arme mensen - zeg maar de gaarkeukens uit de jaren dertig - maar ook aan schoolmaaltijden en voedselbonnen. Door gericht in te zetten op het bestrijden van ondervoeding bij de allerarmsten, is de honger in 2030 de wereld uit. Bij ongewijzigd beleid zouden tegen die tijd nog steeds ruim 400 miljoen mensen ondervoed zijn.
De vraag is hoe reëel zon scenario is. Afgezien van natuurrampen, leven veel van de tientallen miljoenen mensen die honger hebben in conflictgebieden, zoals Yemen en Zuid-Soedan, waar voedselbeleid het moet afleggen tegen wapenaankopen. Of in landen waarin overheden niet bij machte of niet van zins zijn om tegemoet te komen aan de noden van de allerarmsten, omdat ze het geld liever gebruiken om zichzelf, hun families en hun vrienden te verrijken. Toch is het een nuttige exercitie, omdat de scenarios laten zien dat honger geen neo-malthusiaanse onvermijdelijkheid is, maar het resultaat van (verkeerde) beleidskeuzes. Anders gezegd: het streven naar voedselzekerheid voor negen of tien miljard mensen stuit niet op planetaire grenzen, maar op politieke onwil of onbenul.
Wielerploeg
Bijkomend voordeel van een beleid gericht op de allerarmsten is dat de agrarische productie niet met 20 procent hoeft te stijgen tussen nu en 2030, maar slechts met 3 procent. Dat betekent dat ook de aanslag op milieu en biodiversiteit evenredig minder wordt dan bij een business-as-usual groeiscenario. Die aanslag kan zelfs nog een stuk minder worden als ook overconsumptie en voedselverspilling wordt aangepakt en de productie per hectare toeneemt door ecologisch intensiveren, blijkt uit onderzoek van Britse en Duitse wetenschappers. Een persbericht is hier te vinden. Ze lieten zich daarbij inspireren door Britse wielerploegen die niet alleen vele Olympische medailles wonnen, maar ook zes van de laatste zeven edities van de Ronde van Frankrijk (team Sky/Ineos). Successen die volgens ploegleider David Brailsford te danken zijn aan continue aandacht voor kleine verbeteringen - marginal gains - aan fiets, voeding, kleding en begeleiding.
Volgens de onderzoekers is een beleid gericht op kleine verbeteringen veel effectiever dan grote verhalen over de noodzaak van ingrijpende veranderingen - transformaties. Daar de samenleving noch het beleid hier niet mee uit de voeten kan. Ze worden daarin trouwens bijgevallen door de Wageningse hoogleraar bestuurskunde Katrien ter Meer, in een interview in het zomernummer van Vork.
Landbouwgrond
De onderzoekers stelden een lijst op met 29 kleine stapjes en berekenden van elke stap wat het effect was op het landgebruik. De kleine verbeteringen zijn onderverdeeld in drie categorieën: efficiëntere productie, vermindering van verspilling en aanpassing van het dieet. Wat efficiëntere productie betreft, moet je denken aan maatregelen als het verbeteren van uitgangsmateriaal door klassieke en moderne veredelingstechnieken, toepassen van strokenlandbouw en de ontwikkeling van indoor farming. Maar ook aan beter management, kennisuitwisseling en verbetering van de infrastructuur op het platteland.
Bij het tegengaan van verliezen gaat het om bekende maatregelen, zoals minder verliezen tijdens transport, opslag en verwerking in alle schakels van de keten. Wat ook helpt, is geen of minder, maar dan wel kleinere huisdieren, die je vooral restjes voert. Zelf zouden we trouwens ook wel wat meer orgaanvlees kunnen eten dan we nu doen om verliezen tegen te gaan. Andere aanpassingen aan het dieet zijn minder vlees eten en meer plantaardige eiwitten al dan niet in de vorm van imitatievlees en tofu. En als we vlees eten dan liever kip en varken in plaats van rundvlees en ook liever kweekvis dan in het wild gevangen vis. Op termijn zouden we naast plantaardige ook andere eiwitbronnen aan moeten boren, zoals insecten en kweekvlees. Het belangrijkste is echter dat we gemiddeld minder gaan eten, waardoor de voedselverspilling in de vorm van overgewicht fors vermindert.
Afhankelijk van de mate waarin de marginal gains ofwel kleine verbeteringen worden geadopteerd, kan het landgebruik voor voedselproductie in Europa, Noord-Amerika en Oceanië (Australië, Nieuw-Zeeland) verminderen met 21 tot 37 procent bij de huidige bevolkingsomvang en verandering van het eetgedrag. In Afrika en Azië is de meeste winst te boeken in de eerdere schakels van de keten, productie, opslag, transport en verwerking.
Op de punt van één naald
Je kunt je in dit geval wel afvragen hoe reëel die uitkomsten zijn. Net als het vorige onderzoek kent ook deze studie een hoog hoeveel-engelen-gaan-er-op-de-punt-van-een-naald gehalte. Maar ook hiervoor geldt dat het best een nuttige exercitie is, al was het alleen maar om te laten zien hoeveel lucht er nog in het huidige voedselsysteem zit.
Een mening over dit artikel? Reageer op onze Twitter, Facebook, Instagram of LinkedIn. Een opinieartikel is ook van harte welkom. Mail dan even met de redactie (redactie@vork.org). Geïnteresseerd in de andere artikelen van VORK? Word abonnee, vraag een gratis proefnummer aan en schrijf je in voor de tweewekelijkse Vork-nieuwsbrief. Student? Wellicht is het speciale studentenabonnement dan iets voor jou.
Tekst: Joost van Kasteren Foto: WFP/Nyani Quarmyne