Dierlijke producten helpen tegen ondervoeding
Al langer is bekend dat in veel ontwikkelingslanden de beschikbaarheid van dierlijke producten relatief afneemt. In Zambia bijvoorbeeld is de productie van cassave en spijsolie de afgelopen halve eeuw flink gestegen, zodat er in principe voldoende calorieën worden geproduceerd om in de energiebehoefte te voorzien. Tegelijkertijd echter is de beschikbaarheid van zuivel, vlees en eieren en van (eiwitrijke) bonen afgenomen. Die verschuiving is volgens onderzoekers van de University of Illinois voor een deel te danken aan de succesvolle introductie van variëteiten cassave en oliegewassen die meer opbrengen en beter bestand zijn tegen droogte. Daardoor is de hoeveelheid voedsel weliswaar toegenomen, maar is de kwaliteit - de voedingswaarde - in verhouding afgenomen.
Desondanks hebben de Zambianen nog steeds te kampen met een meervoudig tekort aan micronutriënten; met name bij kinderen en vrouwen. Supplementen, maar ook het toevoegen van micronutriënten (biofortificatie) zoals vetoplosbare vitamines aan spijsolie hebben tot op heden weinig uitgehaald. De onderzoekers pleiten dan ook voor een beleid waarin eieren, zuivel en vlees worden ingezet om de tekorten aan essentiële micronutriënten aan te vullen.
Enorme prijsverschillen
Wat voor Zambia geldt, geldt voor meer lage en middeninkomenslanden, zo blijkt uit een recent verschenen analyse van het International Food Policy Research Institute (IFPRI) in Washington. In die landen is het prijsverschil tussen producten met hoge en een lage voedingswaarde enorm. Dat verschil kan in een arm land als Niger oplopen tot een factor 23, terwijl het in westerse landen rond de 1,5 is. Voor het berekenen van die prijsverschillen, ontwikkelden de onderzoekers een ingenieuze methode. Van ruim 650 voedingsmiddelen calculeerden ze de prijs per calorie in 176 landen. Vervolgens berekenden ze een referentieprijs, gebaseerd op een mandje van 9 basislevensmiddelen (staple foods), waaronder tarwe, rijst, cassave en andere zetmeelrijke producten. Op basis daarvan berekenden ze per land de relatieve prijs van een calorie (RCP, relative calorie price), geleverd door een drietal groepen voedingsmiddelen: groenten, fruit, noten en bonen; vlees, zuivel en eieren en voedingsmiddelen rijk aan suiker, vet en zout.
Dierlijk meestal duurder
Met de nodige slagen om de arm (zo waren benodigde gegevens lang niet altijd beschikbaar op nationaal niveau) constateren de onderzoekers dat de relatieve prijzen per calorie in de hoge inkomenslanden elkaar niet veel ontlopen. Gezonde voedingsmiddelen zijn niet veel duurder dan basisvoedingsmiddelen en ongezonde voedingsmiddelen - rijk aan vet, suiker en zout - zijn zelfs goedkoper. In lage en middeninkomenslanden kan het relatieve prijsverschil tussen het mandje aan zetmeelrijke producten en bijvoorbeeld groenten, fruit en noten daarentegen oplopen tot een factor 40. Er zijn echter grote verschillen tussen landen. Groenten en fruit rijk aan vitamine A zijn bijvoorbeeld redelijk betaalbaar in Latijns-Amerika, maar verhoudingsgewijs duur in Zuidoost Azië. Bladgroenten zijn relatief goedkoop in India en Centraal-Afrika, maar elders weer duur.
Voor dierlijke producten is het beeld wat eenduidiger in de zin dat die veel duurder zijn in lage- en middeninkomenslanden. Een uitzondering is India waar zuivelproducten relatief goedkoop zijn, dankzij het grote aantal koeien dat daar rond loopt. Een andere uitzondering is onbewerkt orgaanvlees, dat in veel landen betrekkelijk goedkoop is. Vis daarentegen is juist weer erg duur in lage inkomenslanden.
Overgewicht hier, groei-achterstand daar
De IFPRI-onderzoekers hebben de relatieve prijsverschillen tussen voedingsmiddelen ook proberen te koppelen met gegevens over de gezondheid met name van jonge kinderen en vrouwen en met het percentage volwassenen met overgewicht. Zoals je zou mogen verwachten leidt een hogere relatieve prijs per calorie tot een lagere consumptie van het betreffende voedingsmiddel.
Daarnaast blijkt dat er een sterk associatief verband bestaat tussen de prijs van zuivelproducten en eieren en achterblijvende groei van kinderen. Pogingen om tekorten tegen te gaan door essentiële micronutriënten aan graanproducten toe te voegen, hebben maar een beperkt effect. Verder blijkt er - niet onverwacht - een sterk associatief verband te bestaan tussen de relatieve prijs per calorie van suiker- en vethoudende voedingsmiddelen en het aantal mensen met overgewicht.
Al met al zo concluderen de onderzoekers in hun blog is het probleem dat mensen in lage en middeninkomenslanden te maken hebben met een armzalig voedselsysteem. Omdat producten met een hoge voedingswaarde duur zijn, is het veel lastiger om een menu dat vooral bestaat uit zetmeelrijk basisvoedsel zoals rijst, maïs en cassave aan te vullen met melk, eieren, fruit en groenten. Omgekeerd geldt voor de hoge inkomenslanden dat een meer divers voedselsysteem niet alleen leidt tot de consumptie van meer gezonde voedingsmiddelen, maar ook meer ongezonde.
Een mening over dit artikel? Reageer op onze Twitter, Facebook, Instagram of LinkedIn. Een opinieartikel is ook van harte welkom. Mail dan even met de redactie (redactie@agrio.org). Geïnteresseerd in de andere artikelen van VORK? Word abonnee, vraag een gratis proefnummer aan en schrijf je in voor de tweewekelijkse Vork-nieuwsbrief. Student? Wellicht is het speciale studentenabonnement dan iets voor jou.
Tekst: Joost van Kasteren Beeld: Joost van Kasteren