Geen gevaarlijk vuiltje in de lucht
Dit artikel komt uit de tweede editie van VORK 2018. Wilt u Vork niet missen? Word dan vandaag nog abonnee, vraag een gratis proefnummer aan en meld u aan voor de tweewekelijkse Vork-nieuwsbrief. Student? Vraag dan het speciale studentenabonnement aan.
Waar een rookpluimpje door de lucht sliert, moet er toch ergens een vuurtje branden. Die oude wijsheid lijkt de maatschappij en de wetenschappelijke wereld in zijn greep te houden als het om fijnstof gaat. Het klinkt namelijk heel logisch dat fijnstof voor longproblemen zorgt. Iedereen die ooit eens een stofwolk heeft ingeademd, weet dat de longen hier proestend tegen protesteren. Werkers in een stoffige omgeving krijgen zonder bescherming uiteindelijk ook vrijwel altijd last van stoflongen. Maar dan hebben we het wel over behoorlijk hoge concentraties, veel hoger dan die in de buitenlucht.
In de afgelopen jaren zijn er verschillende onderzoeken uitgevoerd naar fijnstof en gezondheid in binnen- en buitenland. Daarbij kwam ook de veehouderij als bron in beeld. Volgens de Nationale Emissieregistratie werd de bijdrage van de landbouw in 2015 geschat op ongeveer 24 procent ofwel 6,5 miljoen kilo van de totale Nederlandse uitstoot van 27 miljoen kilo primair fijnstof (PM10). Twee derde ofwel 4,4 miljoen kilo is afkomstig van de pluimveehouderij, waarvan het grootste deel (3 miljoen kilo) door de leghennensector wordt geëmitteerd.
In Nederland werden twee VGO-onderzoeken (Volksgezondheidsonderzoek) gepubliceerd, waarvan het laatste onderzoek direct naar de pluimvee- en geitenhouderij wees. Er zouden in de omgeving van veehouderijbedrijven meer longaandoeningen voorkomen en ook het risico op longproblemen zou groter zijn, zo concludeerden de VGO-onderzoekers voorzichtig. Er was veel kritiek op de beide VGO-onderzoeken. Zo waren oude meetgegevens gebruikt, waardoor ontwikkelingen in de veehouderij van de laatste jaren niet werden meegenomen. Ook was er vooral gemeten rond veehouderijbedrijven waar weinig of geen maatregelen waren genomen om de uitstoot van fijnstof te reduceren. Volgens de onderzoekers was dit vooral om het effect van fijnstof te meten. Hoe meer fijnstof, hoe beter het effect te meten is.
Grenswaarden
Vanwege het vermoeden dat fijnstof in de buitenlucht een negatieve invloed heeft op de gezondheid werd in 2005 een Europese norm ingevoerd voor PM10 particulate matter stofdeeltjes met een aerodynamische diameter van 10 micrometer. Die norm heeft twee grenswaarden: een jaargemiddelde concentratie van fijnstof onder 40 microgram per kubieke meter lucht en een dagnorm van 50 microgram per kubieke meter lucht. Die laatste grenswaarde mag niet meer dan 35 keer per jaar overschreden worden. De WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie, hanteert een veel lager jaargemiddelde 20 microgram per kubieke meter, maar wel met 50 microgram als hoogste dagnorm. Voor kleinere stofdeeltjes PM2,5 geldt vanaf 2015 de grenswaarde van 25 microgram per kubieke meter voor het jaargemiddelde. Er is een indicatieve grenswaarde voor de jaargemiddelde PM2,5-concentratie van 20 microgram vanaf 2020. Volgens deze normen ligt het grootste deel van Nederland onder de Europese norm. Lokaal zijn er nog enkele hardnekkige overschrijdingen. In IJmuiden, Rotterdam Haven, Amsterdam, Utrecht en enkele grotere steden in het Zuiden worden jaargemiddelden van PM10 bereikt van 32 tot meer dan 40 microgram. Hierdoor voldoet Nederland nog niet geheel aan de Europese grenswaarden.
Kaarten leggen
Ondanks de kritiek lijkt er op het eerste oog inderdaad een verband te bestaan tussen veehouderij en fijnstof in de buitenlucht. Als we de Atlas Leefomgeving erbij pakken, zien we dat de hoogste concentraties aan PM10-fijnstof vooral te vinden zijn in Zuidoost-Brabant, Noord-Limburg, de Veluwe, rond Rotterdam, IJmuiden, Utrecht en Amsterdam en langs drukke snelwegen. Als we die fijnstofkaart vergelijken met de kaart waar de leghennenbedrijven in Nederland voorkomen, dan zien we een bijna een-op-een verband. Waar de meeste leghennenbedrijven voorkomen, in Zuidoost-Brabant en op de Veluwe, zijn ook de concentraties fijnstof hoog.
Pakken we de kaart van het CBS erbij met daarop de Sterfte aan ziekten van de Ademhalingswegen 2013-2016 en leggen we die op de kaarten met de concentraties PM10 en met de leghennenbedrijven, dan is er echter totaal geen verband te zien. Sterker nog, de landbouwgebieden met hoge concentraties fijn stof scoren gemiddeld wat betreft sterftekans. Dat geldt overigens ook voor de havengebieden in Rotterdam en IJmuiden, waar de concentratie fijnstof ook hoger is dan gemiddeld. Er bestaat dus geen causaal verband tussen fijnstof in de buitenlucht en de sterftekans.
Niet relevant
Het ontbreken van een oorzakelijk verband tussen fijn stof in de buitenlucht en gezondheid wordt, althans wat veehouderij betreft, bevestigd door een recent onderzoek van het Belgisch Instituut Landbouw-,Visserij- en Voedingsonderzoek (ILVO). Het Belgische instituut voerde een literatuuronderzoek uit. De relevantie van de in de onderzoeken vermelde risicos werd getoetst aan de beschikbare wetenschappelijke kennis. Hieruit blijkt dat een groot deel van de aangehaalde risicos niet relevant zijn, een gebrek aan wetenschappelijke basis hebben en niet specifiek zijn voor omwonenden van veehouderijbedrijven. Tot die conclusie kwam de Raad van State eerder ook al.
Het rapport legt een bom onder het Nederlandse VGO-onderzoek, waar ILVO concludeert: Doordat zo veel factoren een invloed hebben op de luchtconcentraties in de omgeving van stallen, en ook op gezondheid, is het erg moeilijk om te spreken over causaliteit. Op basis van de twee eerdergenoemde VGO-rapporten kun je dus niet claimen of zelfs maar suggereren dat veehouderijbedrijven een negatief gezondheidseffect hebben op omwonenden.
Statistische doden
De conclusies van ILVO zijn niet zo verrassend, want in geen enkel onderzoek wordt onomstotelijk bewezen dat het huidige fijnstofniveau in de lucht longproblemen veroorzaakt bij normale gezonde mensen, laat staan dat het leidt tot sterfgevallen. Het overgrote deel van de studies komt hooguit tot de conclusie dat er een verband lijkt te zijn, maar het relatieve risico is met 1,005 heel klein. Een relatief risico van 1 houdt in dat er geen effect gevonden is. Bij roken worden relatieve risicos op longkanker gevonden tussen de 9 en 30. Dat zijn andere getallen.
De twee onderzoeken, die een opmaat waren voor alle andere onderzoeken naar fijnstof, komen uit Amerika, waar is nagegaan wat de sterftecijfers zijn in de schone en vervuilde steden. Vervolgens is door de computer berekend wat het relatieve risico is om te overlijden aan fijnstof. Er werden geen metingen verricht en ook geen onderzoek gedaan naar de blootstelling. Wetenschapsjournalist Marcel Crok schreef al in 2006 het artikel Waar liggen de fijnstofdoden?: Jaarlijks vallen in Nederland duizenden doden door fijnstof, becijferde het RIVM. Toxicologen vinden in proefdieren en vrijwilligers niet of nauwelijks effecten, zelfs bij veel hogere concentraties. Niemand kan één concreet fijnstofslachtoffer aanwijzen. Het flinterdunne bewijs dat fijnstof fataal kan zijn, berust op het vergelijken van sterftecijfers in vieze en schone steden.
Crok kwam ook tot de ontdekking dat de berekeningen van het RIVM over het aantal doden grotendeels berustten op aannames. In het artikel van Crok staat ook een citaat van Suresh Moolgavkar, epidemioloog verbonden aan het Cancer Research Center in Seattle: De epidemiologische verbanden bij fijnstof zijn zo gering dat het totaal onzinnig is om er aantallen doden uit af te leiden.
Endotoxinen
Een plausibele verklaring voor het verband tussen fijnstof en longproblemen zou kunnen liggen in endotoxinen, die in fijnstof van dierlijke mest, maar ook in huisvuil voorkomen. Endotoxinen zijn bestanddelen van de celwanden van bacteriën en komen vrij als de bacterie zijn einde heeft gevonden. Talloze onderzoeken in het laboratorium laten zien dat die endotoxinen en de structuren waar ze deel van uitmaken, de liposacchariden (LPS) ontstekingen en allergische reacties kunnen veroorzaken. Er is echter nooit onderzoek gedaan naar de feitelijke blootstelling aan LPS en gezondheidseffecten daarvan.
In het VGO-onderzoek wordt gesuggereerd dat het verhoogde aantal longontstekingen in regios met intensieve veehouderij zijn gekoppeld aan verhoogde concentraties endotoxines in de buitenlucht. Maar volgens ILVO is het onwaarschijnlijk dat zuivere endotoxines de oorzaak zijn. De gebruikte grenswaarde is gebaseerd op endotoxines gehecht aan fijnstof, terwijl ze in stallen voornamelijk hechten aan grovere stoffracties. En grover stof dringt slechts binnen in de bovenste luchtwegen, niet in de lagere. Ook dat verband, hoe logisch ook, kan voorlopig naar het land van de fabeltjes verwezen worden. Het is simpelweg niet bekend hoeveel LPS men inademt en welk effect dat heeft.
Afname
Opvallend is ook dat de concentratie fijnstof in de laatste twee decennia overal in de Westerse wereld drastisch is verminderd. Geen enkel onderzoek brengt echter de eventuele gezondheidseffecten van deze reductie in beeld. Wellicht omdat er geen problemen zijn en dus geen effecten, maar waarschijnlijk ook door de afwezigheid van data uit het verleden. Anno 2018, twaalf jaar na het verschijnen van het artikel, is er dus niets veranderd. Nog steeds zijn de onderzoeken naar fijnstof, zoals Crok het zegt, in elkaar geknutseld.
Onderzoeker en chemicus Jaap Hanekamp kan zich hierover boos maken. Alle verbanden en conclusies zijn gebaseerd op statistische modellen. Er zijn geen echte gezondheidsonderzoeken gedaan. De blootstelling aan fijnstof is nooit gemeten, dus men weet domweg niet hoeveel mensen hierdoor worden geaffecteerd. Dit is foute wetenschap en dat maakt mij laaiend. Men onderzoekt het abstracte en daar rolt dan ziekte uit. Dat is de grootste onzin. Bovendien wordt er louter gepraat over fijnstof in de buitenlucht. Die is echter vele malen schoner dan de lucht in huis of gebouwen. Daar zouden ze dus veel eerder de focus moeten leggen dan op fijnstof afkomstig van veehouderijbedrijven.
Een mening over dit artikel? Reageer op onze Twitter, Facebook, Instagram of LinkedIn. Een opinieartikel is ook van harte welkom. Mail dan even met de redactie (redactie@agrio.org). Geïnteresseerd in de andere artikelen van VORK? Word abonnee, vraag een gratis proefnummer aan en schrijf je in voor de tweewekelijkse Vork-nieuwsbrief. Student? Wellicht is het speciale studentenabonnement dan iets voor jou.
Tekst: Reinout Burgers Beeld: iStock