Kunstmest of organische mest?...Wat een zinloze vraag is dat
Kunstmest krijgt het de laatste tijd zwaar te verduren. De productie ervan kost veel energie, met een flinke CO2-uitstoot als gevolg.
Maar aan de andere kant is organische mest ook niet heilig. De uitgereden mest veroorzaakt stank en vervuilt het milieu evengoed. De uitstoot van stikstof één van de belangrijkste meststoffen is zelfs de grootste veroorzaker van milieuschade in Nederland, rekende het Planbureau voor de Leefomgeving onlangs door. Voor een groot deel is die stikstof afkomstig van organische mest.
Maar wat is nu het beste? Kunstmest, dat in de gangbare landbouw wordt gebruikt maar in de biologische landbouw verboden is, of organische mest? Die vraag wordt regelmatig gesteld. Ook door wetenschappers. Zij kijken bijvoorbeeld welke van de twee voor de minste milieubelasting zorgen. Maar dat is eigenlijk een zinloze vergelijking, stellen Dan Blaustein-Rejto, Kenton de Kirby en Linus Blomqvist, alledrie onderzoeker bij het Breakthrough Institute. Een instituut uit Californië dat zich buigt over technische oplossingen voor milieuproblemen. In een uitgebreid blogpost geven ze drie redenen.
Reden 1: Mest is niet hetzelfde als mest
Ten eerste stellen ze dat organische mest een veel te breed begrip is om te vergelijken met kunstmest, dat trouwens ook in allerlei verschillende vormen te koop is. Het gaat om groenbemesters, van vlinderbloemigen die stikstof vastleggen in de bodem, maar ook om mest uit de veehouderij.
Volgens de onderzoekers is mest uit de veehouderij meestal vervuilender dan kunstmest. Boeren in de VS die deze mestvorm gebruiken, verliezen al gauw 50% meer stikstof dan boeren die dat niet doen. Dat komt omdat deze mest uit de veehouderij lang niet zo efficiënt is als kunstmest. Er is dus veel meer van nodig om hetzelfde te bereiken.
Wie kunstmest helemaal zou vervangen door mest uit de veehouderij, zou daarom meer vervuiling veroorzaken. Maar eerlijk is die vergelijking niet. Biologische boeren, die geen kunstmest gebruiken, gebruiken niet alleen mest uit de veehouderij, maar ook veel groenbemesters. Kunstmest en veehouderijmest één op één naast elkaar zetten is dus veel te simplistisch, stellen de onderzoekers.
Reden 2: Het wordt toch al gebruikt.
De tweede reden die de onderzoekers gebruiken is dat mest uit de veehouderij er toch al is. Het is immers een restproduct uit de veehouderij. Zolang er vlees gegeten wordt is er ook mest. Punt. Deze bron van nutriënten niet gebruiken, zorgt dus evengoed voor vervuiling.
Reden 3: landbouw zonder kunstmest is een illusie
De derde reden die de onderzoekers gebruiken is dat de landbouw voorlopig onmogelijk zonder kunstmest kan. Op veel plaatsen in de wereld wordt daarvoor veel te weinig mest uit de veehouderij geproduceerd. Ook groenbemesters leveren te weinig voedingsstoffen. Zouden we stoppen met kunstmest, dan stort de landbouwproductie in, stellen de onderzoekers.
Wat dan wel?
Volgens de onderzoekers is het debat tussen kunstmest en organische mest dus zinloos. Kijk liever wat van plek tot plek zorgt voor de minste vervuiling door stikstof, schrijven ze in hun blog.
In sommige gevallen zal dat betekenen dat er minder organische mest of kunstmest gebruikt moet worden. In andere gevallen juist meer.
Ook vinden ze dat precisielandbouw meer aandacht moet krijgen. Door heel precies alleen te bemesten wat nodig is, kan de uitstoot sowieso flink verminderd worden. Zeker bij het toedienen van veemest is dan nog flink te winnen, want daar lukt het nog maar lastig om de juiste dosering toe te passen.
Loopgraven
Het betoog van de drie Amerikaanse onderzoekers doet wat denken aan het interview met Henk Breman, specialist op het gebied van bodemvruchtbaarheid, dat dit nummer in Vork staat. De gangbare en biologische landbouw maken elk vanuit hun eigen loopgraaf en karikatuur van de ander om daar vervolgens op te schieten, vertelt hij daar.
Volgens hem houdt de biologische landbouw het in Nederland vooral vol omdat ze meeliften op de gangbare landbouw. Zo mag een biologische akkerbouwer tot 35% dierlijke mest uit de gangbare landbouw gebruiken. Die mest is indirect weer grotendeels afkomstig uit de import van veevoer uit Zuid-Amerika. Zonder dat extra bemestingseffect zouden we volgens hem vergelijkbare oogsten halen met die van honderd jaar geleden. Aan de andere kant pleegt de gangbare landbouw een aanslag op milieu en biodiversiteit.
Breman roept beide partijen op om een persiflage van de ander te maken. Volgens hem moeten we zoeken naar compromissen. En snel ook, want de tijd dringt.
Benieuwd naar het volledige interview met Breman in Vork? Word abonnee of vraag een gratis proefnummer aan.
Tekst: Stijn van Gils Beeld: Susan Rexwinkel